Hoofdstuk V Viinaprastha en sannyasa Nu zullen wij het hebben over de procedures van Viinaprastha en Sannyasa. brahmachryashram samapya gurhai bhavet gruhi bhutva vahi bhavedni bhutva pravrajet Jabalopanisad 4 De volgorde van de vier stadia in een mensenleven is als voIgt: ten eerste moet een persoon zijn brahmacarya (studentenleven in strikte lruisheid) beeindigen; dan moet hij in grihastba (het huwelijksleven) gaan; dan moet hij vanaprastha doen (zich tijdelijk terugtrekken, en als een kluizenaar leven). Tenslotte moet hij een sannyllSfworden. |
avam gruhashrme sthitva vidhivtsnatko dvijah vane vasetu niyto yathavdijetendryah 1 gruhsthstu yada pashyedliplitmatmanh aptysyeev chaptya tadarnya smakshryet 2 |
putreshu bharya nihkshipya vana gachetshev va 3 agninhotra smaday gruha chagninprichdm gramadrnya nihsutya nivseniiytendram munyaneevirvidheemerdhyeeh shakmulfalen va atanev mahaygyaniirvpedvdhipurvkam 5 Manu VI 1-5 |
1.Een dvija (wedergeborene), di. een brabmaan, Ksatriya of Vaisya, moet na de beeindiging van zijn sludentenleven zich in het huwelijksleven begeven, en na ervaring Ie hebben opgedaan in zelfbeheersing zich tijdelijk terugtrekken in het bos. 2. Hij zal zich in het bos moeten ophouden lut zijn baren gaan grijzen en zijn lichaam slap wordt en tot een zoon aan zijn won geboren is. 3. Hij moet afstand doen van het eten en de Ideding van de gewone mensen, zijn vrouw achterlaten in de zorg van de zonen ofhaar met zich meenemen naar het bos. |
4. Hij moet aIle gewoonten ontwennen, agnihotra in aIle bijzonderheden uitvoeren, sterk zijn in het beheersen van de zinnen en zich wennen aan het leven in het bos. 5. Hij moet de vijf mahayajna’s uitvoeren met aIle gewassen des velds z.a. groenten, wortelen, vruchten, bloemen en kruiden, en zich ook met deze gewassen voeden, en daarmee ook de gaslen bedienen. swadhyaye nityukuth syadhanto meetrah smahith data nitymnadata srvbhutanukmpkah 1 aprytnah sukrthshu brhamachari dharashyah shransvmmscheev vrukshmulniketanh 2 Manu VI.8, 26 |
1. Hij moet regelmatig sluderen, zelfbeheerst zijn, een vriend voor allen zijn, controle hebben over zijn zinnen, een verspreider van kennis zijn en niets daarvoor in de plaats verwachten. Hij dient niet leeg Ie zitten. [91] 2. Hij moet geen lichamelijk comfort zoeken, vroom zijn, geen geslachtsgemeenschap hebben met zijn vrouw, indien zij met hem in het bos is, hij moet op de grond slapen, zich geenszins hechten aan bezittingen en onder een boom wonen. tapah shredhe ye hapvsntyrnye shanta vidanso beakshrya charantah suryadaren te virjah pryanti yatramrutah spurusho havyytma Mundak 1.2.11 |
De vreedzame geleerden die volmaaktheid en rechtvaardigheid bestuderen in het bos en van aalmoezen leven, verlaten hun lichaam, na hun ziel gereinigd te hebben, door de levensdeur en bereiken het stadium waarin de volle realisatie van aile perfectheid en de onbegrensde God plaatsvindt. abhyadhami smidhmgne vrtpte tvyi vrtanch kshrda chopeemindhe tva dikshitoahm Yajurveda 20 . 24 |
Een vanaprastha moet dit stadium van het leven betreden met het doel van trouw, waarheid en dharma vergezeld door het uitvoeren van agnihotra. Hij moet kennis en reinheid bekomen door middel van meditatie, yoga en edele gedachten. Wanneer hij het verlangen heeft een Sannyasi worden moet hij zijn vrouw naar huis terugzenden, en de staat van Sannyasa aannemen. Dit is een kort overzicht van de Viinaprastha. Nu zullen wij de Sannyasa beschrijven. vaneshu cha vihtyeev tritya bhagmayshuh chaturthmaysho bhag thyaktva sangan parivrjet Manu VI.33 |
Na de beeindiging van het derde stadium des levens, d.i. het leven als een Vanaprastha vanaf het vijftigste tot het vijfenzeventigste levensjaar, moet het vierde stadium betreden worden en wordt men een Sannyasi, alle relaties met de wereld verbrekende. Vraag: Is het zonde het sannyiisa stadium te betreden zonder de stadia van het huwelijksleven en vanaprastha te hebben doorlopen? Antwoord: Het is zondig en ook niet zondig. Vraag: Waarom deze dubbelzinnigheid? |
Antwoord: Het is geen dubbelzinnigheid. Indien een man op jeugdige leeftijd de wereld de rug toekeert, en zicb leent aan seksuele losbandigheid, is bij de grootste zondaar. Als bij dat Diet doet is bij hoogst edel persoon. yadhrev virjetdhtev pravrajedvnadva brhmachryadev pravrajat Dit is een citaat uit de Briihmana Grantha Op een dag dat iemand geen gehecbtheid meer gevoelt, moet bij een sannyasi worden, bet zij direct [92] |
uit bet gezinsleven of uit het vanaprastha stadium. De procedure, zoals biervoren beschreven, is slecbts de normale gang. Maar er bestaan uitzonderingen op deze regel. De tweede uitzondering is bet sannyasa stadium direct betreden vanuit bet gezinsleven, zonder bet vanaprastha stadium te bebben doorlopen. De derde uitzondering is direct na de brahmacarya de sannyasa staat aannemen, met overspringing van de beide lussen liggende stadia. Dit is mogelijk als de betrokkene gebeel vrij is van vleselijke verlangens, totale controle |
over zichzelf beeft en een sterk verlangen beeft zijn leven te wijden aan bet welzijn van anderen. De Veda’s spreken ook over de sannyiisa staat, betwelk duidelijk wordtuito.a. zinnenals ‘brahmanasah’ ‘vijanth Maar- navirto duschritanaashanto nasmahitah nashantmanso vapi pragyaneneenmapnuyat Katha I.2. 24 Niemand kan aileen maar door intellect tot Gods realisatie komen als bij Diet vrij is van aile wandaden, als hij Diet vreedzaam is, als bij Diet gewoon is geworden aan concentratie door rniddel van yoga of als bij geen evenwicbt van gedacbtengang bezit, ook na de sannyiisa staat. yachevdadmnsi pragstdhched gyan atmni |
gyanmatmni mahti niychetdhchechant atmani Katha I.3,13 Een wijze sannyasi moet zijn woord en gedachten weerhouden van slechte invloeden, en hen richten op kennis en het innerlijk zelf. Hij moet het innerlijk zelf richten op God en zijn kennis op het innerlijk zelf. prikshy lokan krmchitan bramhano nirvedmayannstykruth kruten tdivganarth sa gurumevabigchetsmitpanih shotriy brahmanisthm Mundaka I. 2, 12 |
Een brahmaan, dat is een sannyiIsi, moet goed begrijpen dat aIle wereldlijke genoegens de vruchten zijn van de handelingen in het verleden, en dit wetende moet hij teruggetrokken wezen. God is geen geproduceerde stof en kan niet simpel door handelingen verkregen worden. Hij (de kandidaat voor sannyasi) moet voor leiding een leraar naderen die goed op de hoogte is van de Veda’s en voor hem enkele geschenken meenemen (dit aIs een teken van eerbied). Daama moet hij aIle twijfel laten varen. |
Hij moet het gezelschap van de volgende personen vennijden: avidhayamntre vrtmanah svya dhirah panditmmnymanah jadngnymanah priynti muda andheneev niymana ythandhah 1 avidhaya bhudha vrtmana vaya krutartha etybhimnynti balah yatkrmino na prvedynti ragat teneturah kshinlokaschyvnte 2 Mundaka I. 2,8-9 1. Degenen die in onwetendbeid baden maar zichzelf beschouwen als grote geleerden. Zulke dwazen zijn op weg naar de afgrond en ellende, zoaIs de blinden die blinden volgen. |
2. Degenen die genoegen hebben in hun onwetendheid en trots denken dat zij reeds bereikt hebben hetgeen iemand bereiken moel Zij leven in een sleur en onderkennen de waarheid niet en kunnen anderen ook niet tot waarheid brengen. Zulke personen zijn altijd bevreesd voor de dood. vedantvigyansunischitarthah snyasyogadhtyah sudhstvah te brhmalokeshu prantkale pramrutat pramuchynti serve Mundaka III. 2, 6 De sannyasi wiens innerlijk zelf rein is geworden door sterke concentratief op de Vedanta (dat is kennis [93] |
over God gegeven in de Veda mantra’s, hun uitleg en bedoeling) verkrijgt in God de zegen van de zaligheid en komt weer op de wereld terug, na beeindiging van de periode van zaligheid (moksha; mukti). na vee shrirsya stha priyapriyyorphtirstysharir vav sant na priyapriye sprusth Chandogya VIII. 12, 1 Zolang de ziel in het lichaarn huist, kan zij niet gevrij· waard blijven van pijn of plezier. Alleen die ziel wordt bevrijd van wereldse vreugde en verdriet die zich de zuivere nabijheid van God in zaligheid realiseert, na het lichaam verlaten te hebben. putreeshnayasch viteesanayasch lokeesnayasch vyuthayath beekschry chrinti Satapatha XIV. 6, 4, 1 |
Sannyasi’s houden zich steeds bezig met pogingen om te komen tot realisatie van zaligheid, leiden een bedelaarsleven en laten de drie grote verlangens varen, namelijk lokaisana of wereldse populariteit als rniddel om te komen tot reputatie en winst; vittaisana of vreugde en aanzien door weelde; putraisana of het verlangen naar zonen en dochters enzovoort |
prajaptya nirupyestit tasya sarvvedsa hutva brahmanah prvrjet 1 Yajurveda Brahamane prajaptya nirupyesti srvvedsdkisnam atmnyagninsmaropy brahmanh prpvjed gruhat 2 yo datva srvbhutebhya prvrjtybha gruhat tasya tejomya loka bvnti brmhavadinh 3 Manu VI. 38-39 1 en 2. Voor het bereiken van God moet bij een yajiia verrichten en daarbij is uiterlijke kenmerken zoals bet klein stukje haar op het kaalgescboren hoofd en het heilig koord afdoen. Hij moet zich voorstellen dat zijn vijf vitale krachten (rana, apana, vyana, udana en |
samana) de ware prolotypen zijn van de uiterlijke vijf vuren, die ahavaniya enzovoort genoemd worden. Dan moet bij zijn huis veriaten en sannyasi worde. 3. Degene die een sannyasi wordt, na de eed van absolute vrede tegenover elk levend wezen te hebben afgelegd en God predikt (dat wil zeggen de rechtvaardigheid en kenuis geven in de door God geopenbaarde Veda’ s) kan alleen het ware licht en de zegen van zaligheid verkrijgen. |
Vraag: Wat zijn de plichten van sannyasi’s? Antwoord: Sommige van hun plichten gelden voor mensen van elke staat, brahmacari’s, gezinshoofden, vanaprasthi’s en sannyasi’s. Rechtvaardige, onpartijdige behandeling van allen, aannemen van de waarheid en verwerpen van onwaarheid, gehoorzaambeid aan de voorschriften van God, zoals opgegeven in de Veda’s, weldadigheid en waarheidsgetrouw. De speciale plicbten van de sannyiisi’s zijn aIs voigt: drustiput nysetpad bstrput jal pibet |
satyputa vdedvadch manah put smachret 1 krudhynt na prtikrudyedakrusth kushal vdet saptdarakvlkirna cha na vachmnruta vdet 2 adhyatmrtirasino nirpeksho niramisch atmneev shayen sukharthi vichredih 3 kluptkeshnksmshruh patri dandi kulumbvan vichretriyto nitya srvbhutanypidyan 4 indriyana nirodhen ragdeschyen cha ahinsya cha bhutanammruttvay kalpte 5 |
dusitopi chredhrm yat tatrashrme ratah smah sarveshu bhuteshu na linga drmkarnm 6 fala ktkvksy yadpymbuprsadkam na namgrhnadev tasy vari prsidti 7 pranayama brahamnsya tryopi vidhivtkrutah vyahtiprnveeryukta vigey prmntpah 8 [94] dhante dmaymanana dhatuna hi ytha mlah theindryana dmhante dosha pransya nigrhat 9 |
pranayameerdheddosandharnabhisch kilvsham prtyaharen sisrgandhyanenanisvran gunan 10 uchavchesu bhuteshu durgeyamkrutatmbhih dhyanyogen snpsyed gtimsyantratmnah 11 ahinsyendryasngeeveedikeescheev karmbhih tapschrneeschogreessadhyntih tatpdm 12 yda baven bhvti sarvbaveshu nihspruhah tada sukmvapnoti pretya cheh cha sasvtam 13 Manu VI, 46, 48, 49, 52, 60, 66, 67, 70-73, 75, 80 1. Onder bet lopen moeten de ogen van de sannyasi steeds op de grond gericbt zijn, en moet bij Diet overal in bet rond kijken. Hij moet slecbts goed gezeefd water |
drinken. Hij moet steeds uitsluitend de waarheid spreken. Zijn daden moeten gereinigd zijn door bedachtzaamheid, dat wil zeggen hij moet eerst goed overwegen wat waar is en wat onwaar is alvorens een daad te stellen. 2. Indien gedurende zijn prediking of in een gesprek euig persoon kwaadheid vertoont of slecht over hem spreekt, moet hij op zijn beurt uiet kwaad worden, maar blijven prediken voor het heil van deze persoon. Hij mag nooit onwaarheid spreken met het woord dat zich verspreid door de mond, twee neusgaten, twee ogen en twee oren. |
3. Een sannylisi moet in zichzelf en God gekeerd zijn, niet verbonden zijn aan wereldse dingen, vlees en alcohol verrnijden, vreugde in zichzelf zoeken, reizen door de hele wereld met het doel het peil van geleerdheid en gedrag onder de mensheid op te voeren. 4. Hij moet zich kaal scheren, geen snor of baard hebben, zijn nagels knippen, een kom en een stok met zich dragen, zich in een gele mantel hullen, kalm en stil leven, geen enkellevend wezen pijn doen en zich overal bewegen. 5. Hij moet zijn zinnen afwenden van aile kwade dingen, geen genegenheid of haat kennen, niemand |
kwaadgezind zijn en zijn capaciteit ter verkrijging van zaligheid vergroten. 6. AI veroordeelt of bespot de mensheid hem, moet hij nooit van het rechte pad afwijken, maar zich steeds bezighouden met het welzijn van de mensheid. Hij moet steeds onpartijdig zijn tegenover allen. Hij moet zich ten volle realiseren dat de uiterlijke symbolen zoals de stok, de kom of de gele mantel niet de garantie hoeven te zijn voor een deugdzaam leven. De voomaamste plicht van een sannyasi is de staat van de mensheid Ie verbeteren, door het prediken van de waarheid en hel geven van onderwijs. 7. De vrucht van de nirmali boom zuivert vuil water aileen wanneer zij gernalen en daarmee vermongen |
wordt. AIleen de naam van de vrucht uitspreken of horen kan het water uiet zuiveren. 8. Oaarom moet de hrahmaan, d.i. de God kennende Sannyasi, met aI zijn vermogen pranayamab eoefenen met het woord AUM en de zeven vyahriti’s (heilige formules). Tenminste drie pranayama’s zijn vereist. Oit is aIIes wat hij moet verrichten voor wat oefeningen betreft. 9. Zoals aile onreinheden verdwijnen uit metalen die verhit worden of in vuur gesmolten worden, brandt het beheersen van de vitale krachten aile gebreken van de gedachten en de zinnen weg. |
10. Oaarom moet een sannyasi zich ontdoen van aile gebreken van zijn ziel, gedachten en zinnen door middel van pranayama, van zonden door middel van dharana, van gezeIschap door middel van pratyiibara en van atheistische invloeden door middel van dhyana. 11. Met behulp van dhyana zal hij aanwezigheid van God in alles voelen (dit gevoel is zeer moeilijk voor [95] |
degenen die geen yogi’s zijn) en de werken van God en het zelf in de natuur kunnen waarnemen. 12. AIle sannyasi’s kunnen zaIigheid voor zichzelf en anderen bekomen, door het opgeven van kwaadgezindheid tegenover aile levende wezens en seksueel verkeer, en het verrichten van door de Veda’s voorgeschreven dingen en zeer zware oefeningen. 13. Een sannyasi het hoogste geluk, in dit leven en na de dood, verkrijgen wanneer hij aI zijn verlangens naar wereldse dingen opgeeft en vrij is van uiterlijke en innerlijke emoties. chaturbhirpi cheeveeteernitymashrmibhirdijeeh dshlksnko dhrmah sevitvyah prytntah 14 |
drutih kshma dmostey shoochmindrynigrah dhirvidha satyamkroksho dshak dhrmlakshnam 15 anen vidhina srvastyktva sngancheen shneeh srvdvndvninirmukto brhamnyevavtisthte 16 Manu VI, 91, 92, 81 14. Daarom is het nodig dat alIe brahmacari’s (studenten), grhastha’s (gezinshoofden), vanaprasthi’s (kluizenaars) en sannyasi’s (totaal onthechten) de tienvoudige rechtvaardigheid in acht nemen. |
15. De tien karaktertrekken van dharma of rechtvaardigheid zijn de volgende: Een, dhrti of voorzienigheid. Twee, ksama of de staat van ongestoordheid in geval van veroordeling of bespotting, eerbied of minachting, winst of verlies en andere moeilijkheden. Drie, clams of het afhouden van de gedachten van kwade daden en hem sterk maken in reine daden dat wil zeggen de gedachten zodanig heheersen dat er nooit kwade verlangens in hem opkomen. Vier, asteya of zich afhouden van diefstal. Thefstal is hezit nemen van iets dat aan een ander toehehoort zonder daartoe toestemming te hebhen, |
middels fraude of misbruik van het vertrouwen of andere middelen of middels anti-vedische leringen. Het tegenovergestelde hiervan is eerlijkheid. Vijf, sauca of innerlijke reinheid door het vermijden van gehechtheid, baat, partijdigheid enzovoort, en uiterlijke reinheid door het wassen van het lichaam met hehulp van aarde en water en of andere geschikte middelen. Zes, indriyanigrahah of het afhouden van de zinnen van ondeugd en hem richten op deugd. Zeven, dhi of het hevorderen van het intellect door vermijden van alcoholische dranken en andere schadelijke dingen, slecht gezelschap, ledigheid, onkuisheid enzovoort, en door het gebruik van voedingswaarde hezittende dingen, omgang met goed gezelschap en de heoefening van yoga. Acht, |
vidya of het opdoen van kennis over aile dingen vanaf de aarde tot God, en deze kennis aanwenden in het leven. Kennis betekent dat de ziel, de gedachten, de tong en de handelingen (gedachten, woord en daad) met mekaar in overeenstemming moeten zijn. Het tegenovergestelde is onkunde. Negen, satya of waarheid dat wil zeggen onze dharma in iets moet met de ware aard van dat iets overeenkomen, en zo ook ons spreken en daden. Tien, akrodha of het wegwerken van kwaadheid en dergelijke slechtheden en het aannemen van vreedzaamheid en andere goede kwaliteiten. De |
mensen van aI de vier stadia moeten deze tien deugden opnemen zonder enig vooroordeel of aarzeling. De sannyasi’s moeten deze deugden speciaal uitleggen aan de anderen, en hen helpen deze na te leven. 16. De sannyasi bevrijdt zich langzaam aan alle gehechtheid en sentimenten, en vestigt zichzelf sterk in God. De voomaamste plicht van sannyasi’s is dat zij aan de gezinshoofden en anderen de waarheid moeten openbaren, hen afhouden van slechte wegen, hun twijfel opheffen en hen stimuleren tot het stellen van goede daden. |
Vraag: Behoort sannyiisa tot de plichten van Brahmanen aileen of ook tot die van Ksatriya’s en anderen? Antwoord: Alleen de brahmaan mag een sannyasi worden. Elkeen die goed geleerd, rechtvaardig en philantropisch is, is een brahmana, ongeacht uit welke klasse (varna) hij moge stammen. Er schuilt geen enkel goed voor de wereld in een sannyasi zonder grondige kennis, vroomheid en vertrouwen in God. Het is daarom spreekwoordelijk geworden dat aileen een brahmaansannyasi mag worden, en geen andere. Hier voigt een erkende tekst uit de Manusmriti: [96] |
asha vobhito dhrmo bramhansy chaturvidh punyokshyfalah prety rajdrman nibodht Manu VI, 97 o zieneIli, het is de plicht van een brahmaan de vier stadia van het leven te doorlopen namelijk brahmacarya, grihastha, vanaprastha en sannyasa. Sannyasa geeft in dit leven het geluk dat voIgt uit een rechtvaardig leven, en in het leven hiemarnaals geeft zij eeuwige (eigenlijk langdurige) zaligheid. Hiema luistert U naar de plichten van de Ksatriya’s. Oit bewijst dat sannyasa hoofdzakelijk het recht is van Brahmanen, en brahmacarya het recht is van de Kliatriya’s en anderen. |
Vraag: Wat is de noodzaak van sannyasa? Antwoord: Zoals het Iichaam het hoofd nodig heeft hebben de andere stadia sannyasa nodig. Zonder sannyasa is het niet mogelijk kennis en vroomheid te bevorderen. De andere stadia hebben na opvoeding, gezinsleven en andere diensten weinig dat hen bind!. Het is zeer moeilijk voor andere stadia te helpen aan de opbouw van de mensheid. Zij zijn niet vrij a1s een sannyasi om zich geheel te wijden aan het welzijn van de anderen. De gelegenheid die een sannyasi heeft om ware lering te schenken en wetenschap te bevorderen, hebben de andere stadia niet. Zelfs een sannyasi, die |
eerst de stadia van gezinsleven en kluizenarij heeft doorlopen, kan niet zo nuttig zijn voor de wereld in het verspreiden van de waarheid als de sannyasi die regelrecht uit brahmacarya is begonnen. Vraag: De instelling van sannyasa is tegen de wensen van God. God wenst bevolkingsaanwas. Zonder het gezinsleven is bevolkingsaanwas onmogelijk. Indien sannyasa zo belangrijk is, en aUen sannyasi’s zouden worden zou er een eind komen aan de voortplanting. |
Antwoord: Vit veel huwelijken worden er geen kinderen geboren of sterven de kinderen kort na de geboorte. Waarom noemt V dit niet tegen Gods wensen? yatne krute yadi na sidhyti kotr dosha Dit is bet gezegde van eeo dichter Indien U, volgens het gezegde van een oude Sailslqita dichter, zou zeggen dat het niet ooze schuld is als er geen succes voigt als wij ons uiterste best hebben gedaan, willen wij daartegenover stellen dat het een zeer groot verlies is als er de mensen zich vermenigvuldigen om daarna, door onrechtvaardig gedIag, mekaar uit te moorden. Twisten zijn meestal het gevolg van misverstand. |
Indien een sannyasi si succes hoekt bij het bevorderen van genegenheid tussen de mensen, door het prediken van de vedische leer, werkt bij mee aan het redden van honderden en duizenden, en doet alzo het werk van duizenden gezinnen tegelijk. Allen die deugdelijk worden door het prediken van de sannyasi’s, moeten als hun zonen beschouwd worden. Verder is het praktisch niet mogelijk dat e!keen tot sannyasa overgaat. Niet allen kunnen hun seksuele lusten onderdrukken. |
Vraag: sannyasi’s zeggen dat zij geen plichten te vervullen hebben. Zij ontvangen voedsel en kleding van anderen en leiden een makkelijk leven. Waarom zouden zij zich gaan vermoeien met de wereld Zij zouden zichzelf aIs God kunnen beschouwen. Als er iemand naar hen toe gaat, zeggen zij altijd hetzelfde: ‘Ook gij zijt God, geen ondeugd of zonde is in U . Hitte en koud behoren het lichaam toe, honger en dorst aan de vitale lucht, vreugde en verdriet aan de gedachten. De wereld is onechl. Zo zijn aile wereldse zaken slechts onecht en denkbeeldig. Daarom is het niet de taak van de wijzen zich te verdiepen in deze wereld. Alle kwaad en alle goed dat er bestaat komt uit de gedachte, en niet uit de |
ziel.’ Dit zijn de leringen van de sannyasi’s, terwijl U hen geheel andere werkzaamheden toebedeelt. Welke [97] moeten als waar en welke moeten aIs onwaar beschouwd worden? Antwoord: Is het niet hun plicht goede handelingen te plegen? veedikeescheev krmabhih Manu VI. 75; Manu zegt dat aile sannyasi’s goede daden moeten stellen, zoaIs door de Veda’s voorgeschreven. Zullen zij ooit in staat zijn niet te eten of zich niet te kleden? Als zij zulke handelingen niet kunnen opgeven, zijn zij dan niet zondig en gevallen als zij goede daden achterwege laten? AIs zij voedsel, kleding enzovoort van de mensen aannemen, en hen niets daarvoor in de plaats geven, zijn zij dan niet schuldig aan de grote zonde van |
ondankbaarheid? Zoals de ogen en oren nodeloos zouden bestaan aIs zij niet gebruikt werden voor het zien en horen, zouden evenzo de sannyasi’s een nodeloze last voor de wereld zijn als zij zich niet wijdden aan de studie van en nitdragen van de vedische leer. Degenen die zeggen dat het niet nodig is zich te vermoeien met de valse wereld zijn zelf vals en propageerders van de zonde. Elke handeling die ge· pleegd wordt met Iichaam komt van de ziel, en het is de |
ziel die de vruchten van de handelingen plukt. Degenen die zeggen dat de ziel God is, slapen in onwetendheid Kennis van de ziel is gelimiteerd. God is oneindig en alwetend, God is eeuwig, rein, wijs en vrij van nature. De ziel is soms gebonden en soms vrij. De ziel bezit soms kennis en soms domheid. Vanwege de oneindigheid en alwetendheid van God ondergaat Hij nooit de pijnen van geboorte of dood. De ziel weI. Om aI deze redenen zijn de door U aangehaalde leringen verkeerd. |
Vraag: ‘sanyasi srvkrmvinashi’ Is het waar dat een sannyasi aile bandelingen kan te niet maken, en dat hij geen vuur of enig metaa1 aanraakt? Antwoord: Neen. smynd nitymaste ysimn yvda smyd nysynti dukhani karmini yen sa snyash sa prschsto vidhte yasya sa snyasi een sanyasasi degene die in Brahma en zijn opdracht steeds standvastig blijft en van aile kwade handelingen afstand gedaan heeft, d.w.z. die het goede doet en het kwade laal Vraag: Onderwijzen en prediken wordt reeds door de gezinshoofden gedaan. Wat is dan de noodzaak van sannyasi’s? |
Antwoord: Onderwijs van de waarheid moet aan aile klassen gegeven worden. Gezinshoofden kunnen niet zoveel tijd noch onpartijdigheid opbrengen als de sannyasi’s. Bij de Brahmanen is het de plicht onderwijs te geven en te prediken, mannen aan mannen en vrouwen aan vrouwen. Sannyasi’s bebben echter meer tijd om overal naar toe te reizen. Indien de Brabmanen tegen de · vedische instructies handelen kunnen de sannyasi’s hun een halt toeroepen. Daarom is sannyilsa noodzakelijk. |
Vraag: eakratri vsed grame Naradaparivrajaka Up. IV. 14 Hoe staat het met het gezegde dat een sannyasi niet langer dan een nacht ergens mag verblijven? Antwoord: Tot op zekere hoogte is bet waar dat het verblijven op een plaats niet zoveel bijdraagt tot het welzijn van de wereld. Er zal gehechtbeid ontstaan aan de plaats, terwijl liefde en haat voor de dingen aldaar zal groeien. Indien er echter, door langer ergens te verblijven, nuttig werk gedaan kan worden, mag de sannyasi dat doen. Bijvoorbeeld aan het hof van koning fanakaleefden Paiies sikhiI’s en andere sannyasl’s sorns vier maanden en somrnigen zelfs een jaar. Het niet |
blijven op ceo plaats is een verbod van de huichelachtigen dezer dagen. De sektariers hebben het gecreeerd. Want indien een sannyasi lang ergens verblijft, kunnen hun huichelarijen daar niet plaatsvinden. [98] Vraag: ytina kanchn ddatambul brmhacharinam choranambya ddat sa nro narak vrjet Deze teksten betekenen dat indien iemand goud aan de sannyasi’s geeft, bij naar de hel gaal. |
Antwoord: Dit zijn verzonnen gezegden van zelfzuchtige Pawanika’s (of orthodoxen) die tegen de instelling van varna’s en asrama’s zijn. Zij denken dat indien de sannyasi’s genoeg geld hebben zij beter in staat zullen zijn hun fouten te veroordelen, en dat zij bierdoor verlies zuIlen lijden. Verder zuIlen deze sannyasi’s dan niet athankelijk van hen zijn, en zullen zij dus geen invloed op hen kunnen hebben. Als echter de sannyasi’s van hen voedsel en andere |
levensbehoeften zouden moeten krijgen, zouden deze sannyasi’s dan eerbied voor hen moeten hebben. Als deze peIllonen weldadig kunnen zijn tegenover de dommen, kan er generlei bezwaar tegen bestaan dat er giften aan geleerde en filantropische sannyasi’s worden gegeven. In de Manusmriti komt het volgende gezegde voor. vividhani cha rtnani vivideshuppadyet Elk mens moet allerlei juwelen, goud, geld enzovoort aan de sannyasi’s geven. |
Uw citaat heeft geen betekerus. Indien een mens naar de hel gaat als hij goud aan de sannyasi’s geeft, gaat hij dan naar de hemel als hij hen zilver, parelen of diamanten geeft? Vraag: De paqt/im heeft een vergissing gemaakt. De juiste leeswijze is: ytihste dhan ddat of: elkeen die een sannyasi geld ter hand stelt, gaat naar de hel. Antwoord: Dit is ook een zinloze samenstelling van de een of andere dwaas. Als de gever naar de hel gaat als hij hen geld ter hand stelt, zal hij dan naar de hemel gaan als hij het geld aan zijn voeten neerlegt of dit in een bundel doet? Het is zinloos zulk verzinsel te |
geloven. Een ding is natuurlijk waar, als de sannyasi meer geld bij zich houdt dan hij nodig heeft voor zijn levensbehoeften kan hij last krijgen van dieven enzovoort of kan er in zijn gedaehten een gevoel van hebzucht opkomen. Maar als hij zelfbewust (of voorzichtig) is zal hij zich nooit misdragen noch een slachtoffer van hebzucht worden, omdat hij in zijn studenten- en huwelijksleven reeds alles heeft meegemaakt. Degene die direct uit de brabmacarya asrama een sannyasi wordt zal nooit ongunstig beinvloed kunnen worden. |
Vraag: Men zegt dat indien een sannyasi uitgenodigd of gevoed wordt gedurende Sraddha (het zogenaamde offer aan de overleden voorouders), de pitara’s of geesten van de overledenen ouders (die onzichtbaar hun offers komen halen) zullen vluchten, en in de hel zullen vallen? Antwoord: Ten eerste is het geloof dat overleden voorouders terng kunnen komen, om hun offers in ontvangst te nemen, geheel fout. Het is onmogelijk en is tegen de Veda’s en tegen aile logica. Als zij niet kunnen komen, hoe kunnen zij dan vluchten. Als, volgens het goddelijk plan, de zielen wedergeboren worden na de |
dood geheel afbankelijk van de deugden of ondeugden in het vorig leven, hoe kunnen zij dan terugkomen? Daarom is dit ook een verzinsel van de bedriegers. Een ding staat vast namelijk: overal waar er sannyasi’s komen, zullen zij een eind maken aan het anti-vedisch en hypocriet gebruik van Sraddha voor de doden. Vraag: Degene die sannyasa direct na de brahmacarya beoefent zal het zeer hard hebben. Het is zeer mooilijk de driften te beteugelen. Daarom is het beter een sarmyasite worden na de stadia van grihastha en viinaprastha doorlopen te hebben, en een hoge leeftijd te hebben bereikt. Antwoord: Degene die niet in staat is zijn driften te beteugelen moet niet direct van het brahmacarya-leven [99] |
overgaan tot sannyasa. Maar indien iemand zijn driften kan beteugelen mag hij dat wei doen. Iemand die de nadelen van seksuele losbandigheid of de voordelen van sparen van bet zaad heeft ondervonden, zal nooit in sensualiteit vervallen. Zijn zaad gebruikt hij als een soort brandstof bij het zuiver denken. Alleen een zieke beeft beboefte aan doktoren of medicijnen, een gezonde niet. Evenzo moet een man of vrouw, wiens/wier levensideaal het bevorderen van onderwijs en dharma is, nooit in bet buwelijk treden, zoals mannen als Pancasikha en vrouwen als Gargi in |
bet verleden gedaan hebben. Daarom mooten alleen degenen die daartoe geschikt zijn sannyasi worden. Indien ongeschikte peIllonen sannyasi beoefenen zullen zij zichzelf zowel anderen ruineren. Zoals een wereldse keizer samriit wordt genoomd, wordt een sannyasi ‘parivrat’ genoemd Maar de keizer wordt alleen in zijn land of tussen zijn verwanten geeerbiedigd, terwijl de sannyasi overal geeerbiedigd wordt. vidvtv cha nruptv cha neev tulya kdachn svdeshe pujyte raja vidvan srvtra pujyete |
Dit is een tekst uit de chanakya Niti Sastra. Er kan geen vergelijking gemaakt worden lussen een geleerde en een koning (staatshoofd). De koning (het staatshoofd) wordt aileen in zijn eigen land geeerbiedigd, terwijl de geleerde overal geeerbiedigd wordt Daarom is de brahmacarya bedoeld voor het bekomen van kennis, discipline en Iichamelijke sterkte, de grihastha asrama voor het doen van wereldse zaken, de vanaprastha asrama voor het bevorderen van het denken, concentratie, kennis en het beoefenen van yoga en de sannyasa asrama is bedoeld voor het prediken over de Veda’s en andere geschriften, voor het waarderen van deugd en het veroordelen van ondeugd, |
voor het propageren van de waarheid en het opheffen van twijfel enzovoort. Maar degenen die de plichten van het prediken enzovoort niet naleven zijn gevallenen en ellendigen. Daarom betaarnt het sannyasi’s zichzelf te wijden aan het verbeteren van de wereld door het prediken van de waarheid, het opheffen van twijfel, het onderwijs geven in de Veda’s en de vedische leer te verspreiden. Vraag: Worden personen zoals sadhu’s, vairagi’s, gosains, khaki enzovoort ook onder de sannyasi’s gerekend? |
Antwoord: Neen. Zij hebben geen karaktertrekken van sannyasi’s. Zij zijn de anti-vedische weg opgegaan en geven de voorkeur aan de woorden van hun seete leermeesters hoven de Veda’s. Zij prijzen hun eigen godsdienst, en verward zijnde in de strikken van hun valsheden nodigen zij anderen nit hetzelfde te doen, tot hun eigen voordeel. Zij doen niet alleen geen hervormingswerk maar doen nog veel erger door de wereld te misleiden, teneinde hun eigen belang te dienen. Daarom mogen zij niet tot de sannyasa asrama gerekend worden. Zij kunnen ook weI svartha-asrami’s |
(de klasse van de zelfzuchtigen) genoemd worden. AIleen goede mensen, die zelf rechtvaardig zijn en de wereld rechtvaardig maken en voor zichzelf en anderen geluk in dit leven en het volgende leven verwerven, zijn sannyasi’s en mahatma’s. Dit is een kort overzicht van de Viinaprastha en Sannyasa asrama. Na dit hoofdstuk zullen wij het hebben over de staat en het volk. Hier eindigt het vijfde hoofdstuk van de Satyarthaprakasa van swami Dayananda Saraswati over het onderwerp Vanaprastha en Sannyasa. |