Hoofdstuk 5

Hoofdstuk V
Viinaprastha en sannyasa
Nu zullen wij het hebben over de procedures van
Viinaprastha en Sannyasa.
brahmachryashram samapya gurhai bhavet gruhi bhutva vahi bhavedni bhutva pravrajet
Jabalopanisad 4
De volgorde van de vier stadia in een mensenleven is
als voIgt: ten eerste moet een persoon zijn brahmacarya
(studentenleven in strikte lruisheid) beeindigen; dan
moet hij in grihastba (het huwelijksleven) gaan; dan
moet hij vanaprastha doen (zich tijdelijk terugtrekken,
en als een kluizenaar leven). Tenslotte moet hij een
sannyllSfworden.
avam gruhashrme sthitva vidhivtsnatko dvijah
vane vasetu niyto yathavdijetendryah  1
gruhsthstu yada pashyedliplitmatmanh
aptysyeev chaptya tadarnya smakshryet  2
putreshu bharya nihkshipya vana gachetshev va  3
agninhotra smaday gruha chagninprichdm
gramadrnya nihsutya nivseniiytendram
munyaneevirvidheemerdhyeeh shakmulfalen va
atanev mahaygyaniirvpedvdhipurvkam  5   Manu VI  1-5
1.Een dvija (wedergeborene), di. een brabmaan,
Ksatriya of Vaisya, moet na de beeindiging van zijn
sludentenleven zich in het huwelijksleven begeven, en
na ervaring Ie hebben opgedaan in zelfbeheersing zich
tijdelijk terugtrekken in het bos.
2. Hij zal zich in het bos moeten ophouden lut zijn
baren gaan grijzen en zijn lichaam slap wordt en tot een
zoon aan zijn won geboren is.
3. Hij moet afstand doen van het eten en de Ideding van
de gewone mensen, zijn vrouw achterlaten in de zorg
van de zonen ofhaar met zich meenemen naar het bos.
4. Hij moet aIle gewoonten ontwennen, agnihotra in aIle
bijzonderheden uitvoeren, sterk zijn in het beheersen
van de zinnen en zich wennen aan het leven in het bos.
5. Hij moet de vijf mahayajna’s uitvoeren met aIle gewassen
des velds z.a. groenten, wortelen, vruchten,
bloemen en kruiden, en zich ook met deze gewassen
voeden, en daarmee ook de gaslen bedienen.
swadhyaye nityukuth syadhanto meetrah smahith
data nitymnadata srvbhutanukmpkah  1
aprytnah sukrthshu brhamachari dharashyah
shransvmmscheev vrukshmulniketanh 2           Manu VI.8, 26
1. Hij moet regelmatig sluderen, zelfbeheerst zijn, een
vriend voor allen zijn, controle hebben over zijn zinnen,
een verspreider van kennis zijn en niets daarvoor in de
plaats verwachten. Hij dient niet leeg Ie zitten.
[91]
2. Hij moet geen lichamelijk comfort zoeken, vroom
zijn, geen geslachtsgemeenschap hebben met zijn
vrouw, indien zij met hem in het bos is, hij moet op de
grond slapen, zich geenszins hechten aan bezittingen en
onder een boom wonen.
tapah shredhe ye hapvsntyrnye shanta vidanso beakshrya charantah
suryadaren te virjah pryanti yatramrutah spurusho havyytma
Mundak 1.2.11
De vreedzame geleerden die volmaaktheid en
rechtvaardigheid bestuderen in het bos en van
aalmoezen leven, verlaten hun lichaam, na hun ziel
gereinigd te hebben, door de levensdeur en bereiken het
stadium waarin de volle realisatie van aile perfectheid
en de onbegrensde God plaatsvindt.
abhyadhami smidhmgne vrtpte tvyi
vrtanch kshrda chopeemindhe tva dikshitoahm
Yajurveda 20 . 24
Een vanaprastha moet dit stadium van het leven
betreden met het doel van trouw, waarheid en dharma
vergezeld door het uitvoeren van agnihotra. Hij moet
kennis en reinheid bekomen door middel van meditatie,
yoga en edele gedachten. Wanneer hij het verlangen
heeft een Sannyasi worden moet hij zijn vrouw naar
huis terugzenden, en de staat van Sannyasa aannemen.
Dit is een kort overzicht van de Viinaprastha.
Nu zullen wij de Sannyasa beschrijven.
vaneshu cha vihtyeev tritya bhagmayshuh
chaturthmaysho bhag thyaktva sangan parivrjet Manu VI.33
Na de beeindiging van het derde stadium des levens, d.i.
het leven als een Vanaprastha vanaf het vijftigste tot het
vijfenzeventigste levensjaar, moet het vierde stadium
betreden worden en wordt men een Sannyasi, alle
relaties met de wereld verbrekende.
Vraag: Is het zonde het sannyiisa stadium te betreden
zonder de stadia van het huwelijksleven en vanaprastha
te hebben doorlopen?
Antwoord: Het is zondig en ook niet zondig.
Vraag: Waarom deze dubbelzinnigheid?
Antwoord: Het is geen dubbelzinnigheid. Indien een
man op jeugdige leeftijd de wereld de rug toekeert, en
zicb leent aan seksuele losbandigheid, is bij de grootste
zondaar. Als bij dat Diet doet is bij hoogst edel persoon.
yadhrev virjetdhtev pravrajedvnadva brhmachryadev pravrajat
Dit is een citaat uit de Briihmana Grantha
Op een dag dat iemand geen gehecbtheid meer
gevoelt, moet bij een sannyasi worden, bet zij direct
[92]
uit bet gezinsleven of uit het vanaprastha stadium. De
procedure, zoals biervoren beschreven, is slecbts de
normale gang. Maar er bestaan uitzonderingen op deze
regel. De tweede uitzondering is bet sannyasa stadium
direct betreden vanuit bet gezinsleven, zonder bet
vanaprastha stadium te bebben doorlopen. De derde
uitzondering is direct na de brahmacarya de sannyasa
staat aannemen, met overspringing van de beide lussen
liggende stadia. Dit is mogelijk als de betrokkene
gebeel vrij is van vleselijke verlangens, totale controle
over zichzelf beeft en een sterk verlangen beeft zijn
leven te wijden aan bet welzijn van anderen. De Veda’s
spreken ook over de sannyiisa staat, betwelk duidelijk
wordtuito.a. zinnenals ‘brahmanasah’ ‘vijanth
Maar-
navirto duschritanaashanto nasmahitah
nashantmanso vapi pragyaneneenmapnuyat Katha I.2. 24
Niemand kan aileen maar door intellect tot Gods
realisatie komen als bij Diet vrij is van aile wandaden,
als hij Diet vreedzaam is, als bij Diet gewoon is
geworden aan concentratie door rniddel van yoga of als
bij geen evenwicbt van gedacbtengang bezit, ook na de
sannyiisa staat. yachevdadmnsi pragstdhched gyan atmni
gyanmatmni mahti niychetdhchechant atmani
Katha I.3,13
Een wijze sannyasi moet zijn woord en gedachten
weerhouden van slechte invloeden, en hen richten op
kennis en het innerlijk zelf. Hij moet het innerlijk zelf
richten op God en zijn kennis op het innerlijk zelf.
prikshy lokan krmchitan bramhano nirvedmayannstykruth kruten
tdivganarth sa gurumevabigchetsmitpanih shotriy brahmanisthm
Mundaka I. 2, 12
Een brahmaan, dat is een sannyiIsi, moet goed begrijpen
dat aIle wereldlijke genoegens de vruchten zijn van de
handelingen in het verleden, en dit wetende moet hij
teruggetrokken wezen. God is geen geproduceerde stof
en kan niet simpel door handelingen verkregen worden.
Hij (de kandidaat voor sannyasi) moet voor leiding een
leraar naderen die goed op de hoogte is van de Veda’s
en voor hem enkele geschenken meenemen (dit aIs een
teken van eerbied). Daama moet hij aIle twijfel laten
varen.
Hij moet het gezelschap van de volgende personen
vennijden:
avidhayamntre vrtmanah svya dhirah panditmmnymanah
jadngnymanah priynti muda andheneev niymana ythandhah  1
avidhaya bhudha vrtmana vaya krutartha etybhimnynti balah
yatkrmino na prvedynti ragat teneturah kshinlokaschyvnte  2
Mundaka I. 2,8-9
1. Degenen die in onwetendbeid baden maar zichzelf
beschouwen als grote geleerden. Zulke dwazen zijn op
weg naar de afgrond en ellende, zoaIs de blinden die
blinden volgen.
2. Degenen die genoegen hebben in hun onwetendheid
en trots denken dat zij reeds bereikt hebben hetgeen
iemand bereiken moel Zij leven in een sleur en
onderkennen de waarheid niet en kunnen anderen ook
niet tot waarheid brengen. Zulke personen zijn altijd
bevreesd voor de dood.
vedantvigyansunischitarthah snyasyogadhtyah sudhstvah
te brhmalokeshu prantkale pramrutat pramuchynti serve
Mundaka III. 2, 6
De sannyasi wiens innerlijk zelf rein is geworden
door sterke concentratief op de Vedanta (dat is kennis
[93]
over God gegeven in de Veda mantra’s, hun uitleg en
bedoeling) verkrijgt in God de zegen van de zaligheid
en komt weer op de wereld terug, na beeindiging van de
periode van zaligheid (moksha; mukti).
na vee shrirsya stha priyapriyyorphtirstysharir vav
sant na priyapriye sprusth Chandogya VIII. 12, 1
Zolang de ziel in het lichaarn huist, kan zij niet gevrij·
waard blijven van pijn of plezier. Alleen die ziel wordt
bevrijd van wereldse vreugde en verdriet die zich de
zuivere nabijheid van God in zaligheid realiseert, na het
lichaam verlaten te hebben.
putreeshnayasch viteesanayasch lokeesnayasch vyuthayath
beekschry chrinti Satapatha XIV. 6, 4, 1
Sannyasi’s houden zich steeds bezig met pogingen om
te komen tot realisatie van zaligheid, leiden een
bedelaarsleven en laten de drie grote verlangens varen,
namelijk lokaisana of wereldse populariteit als rniddel
om te komen tot reputatie en winst; vittaisana of
vreugde en aanzien door weelde; putraisana of het
verlangen naar zonen en dochters enzovoort
prajaptya nirupyestit tasya sarvvedsa hutva brahmanah prvrjet  1
Yajurveda Brahamane
prajaptya nirupyesti srvvedsdkisnam
atmnyagninsmaropy brahmanh prpvjed gruhat   2
yo datva srvbhutebhya prvrjtybha gruhat                                                                          tasya tejomya loka bvnti brmhavadinh  3
Manu VI. 38-39
1 en 2. Voor het bereiken van God moet bij een yajiia
verrichten en daarbij is uiterlijke kenmerken zoals bet
klein stukje haar op het kaalgescboren hoofd en het
heilig koord afdoen. Hij moet zich voorstellen dat zijn
vijf vitale krachten (rana, apana, vyana, udana  en
samana) de ware prolotypen zijn van de uiterlijke vijf
vuren, die ahavaniya enzovoort genoemd worden. Dan
moet bij zijn huis veriaten en sannyasi worde.
3. Degene die een sannyasi wordt, na de eed van
absolute vrede tegenover elk levend wezen te hebben
afgelegd en God predikt (dat wil zeggen de
rechtvaardigheid en kenuis geven in de door God
geopenbaarde Veda’ s) kan alleen het ware licht en de
zegen van zaligheid verkrijgen.
Vraag:
Wat zijn de plichten van sannyasi’s?
Antwoord: Sommige van hun plichten gelden voor
mensen van elke staat, brahmacari’s, gezinshoofden,
vanaprasthi’s en sannyasi’s. Rechtvaardige, onpartijdige
behandeling van allen, aannemen van de waarheid en
verwerpen van onwaarheid, gehoorzaambeid aan de
voorschriften van God, zoals opgegeven in de Veda’s,
weldadigheid en waarheidsgetrouw.
De speciale plicbten van de sannyiisi’s zijn aIs voigt:                   drustiput nysetpad bstrput jal pibet
satyputa vdedvadch manah put smachret  1
krudhynt na prtikrudyedakrusth kushal vdet
saptdarakvlkirna cha na vachmnruta vdet  2
adhyatmrtirasino nirpeksho niramisch
atmneev shayen sukharthi vichredih  3
kluptkeshnksmshruh patri dandi kulumbvan
vichretriyto nitya srvbhutanypidyan  4
indriyana nirodhen ragdeschyen cha
ahinsya cha bhutanammruttvay kalpte  5
dusitopi chredhrm yat tatrashrme ratah
smah sarveshu bhuteshu na linga drmkarnm  6
fala ktkvksy yadpymbuprsadkam
na namgrhnadev tasy vari prsidti   7
pranayama brahamnsya tryopi vidhivtkrutah
vyahtiprnveeryukta vigey prmntpah 8
[94]
dhante dmaymanana dhatuna hi ytha mlah
theindryana dmhante dosha pransya nigrhat  9
pranayameerdheddosandharnabhisch kilvsham
prtyaharen sisrgandhyanenanisvran gunan 10
uchavchesu bhuteshu durgeyamkrutatmbhih
dhyanyogen snpsyed gtimsyantratmnah  11
ahinsyendryasngeeveedikeescheev karmbhih
tapschrneeschogreessadhyntih tatpdm 12
yda baven bhvti sarvbaveshu nihspruhah
tada sukmvapnoti pretya cheh cha sasvtam  13
Manu VI, 46, 48, 49, 52, 60, 66, 67, 70-73, 75, 80
1. Onder bet lopen moeten de ogen van de sannyasi
steeds op de grond gericbt zijn, en moet bij Diet overal
in bet rond kijken. Hij moet slecbts goed gezeefd water
drinken. Hij moet steeds uitsluitend de waarheid
spreken. Zijn daden moeten gereinigd zijn door
bedachtzaamheid, dat wil zeggen hij moet eerst goed
overwegen wat waar is en wat onwaar is alvorens een
daad te stellen.
2. Indien gedurende zijn prediking of in een gesprek
euig persoon kwaadheid vertoont of slecht over hem
spreekt, moet hij op zijn beurt uiet kwaad worden, maar
blijven prediken voor het heil van deze persoon. Hij
mag nooit onwaarheid spreken met het woord dat zich
verspreid door de mond, twee neusgaten, twee ogen en
twee oren.
3. Een sannylisi moet in zichzelf en God gekeerd zijn,
niet verbonden zijn aan wereldse dingen, vlees en
alcohol verrnijden, vreugde in zichzelf zoeken, reizen
door de hele wereld met het doel het peil van
geleerdheid en gedrag onder de mensheid op te voeren.
4. Hij moet zich kaal scheren, geen snor of baard
hebben, zijn nagels knippen, een kom en een stok met
zich dragen, zich in een gele mantel hullen, kalm en stil
leven, geen enkellevend wezen pijn doen en zich overal
bewegen.
5. Hij moet zijn zinnen afwenden van aile kwade
dingen, geen genegenheid of haat kennen, niemand
kwaadgezind zijn en zijn capaciteit ter verkrijging van
zaligheid vergroten.
6. AI veroordeelt of bespot de mensheid hem, moet hij
nooit van het rechte pad afwijken, maar zich steeds
bezighouden met het welzijn van de mensheid. Hij moet
steeds onpartijdig zijn tegenover allen. Hij moet zich
ten volle realiseren dat de uiterlijke symbolen zoals de
stok, de kom of de gele mantel niet de garantie hoeven
te zijn voor een deugdzaam leven. De voomaamste
plicht van een sannyasi is de staat van de mensheid Ie
verbeteren, door het prediken van de waarheid en hel
geven van onderwijs.
7. De vrucht van de nirmali boom zuivert vuil water
aileen wanneer zij gernalen en daarmee vermongen
wordt. AIleen de naam van de vrucht uitspreken of
horen kan het water uiet zuiveren.
8. Oaarom moet de hrahmaan, d.i. de God kennende
Sannyasi, met aI zijn vermogen pranayamab eoefenen
met het woord AUM en de zeven vyahriti’s (heilige
formules). Tenminste drie pranayama’s zijn vereist. Oit
is aIIes wat hij moet verrichten voor wat oefeningen
betreft.
9. Zoals aile onreinheden verdwijnen uit metalen die
verhit worden of in vuur gesmolten worden, brandt het
beheersen van de vitale krachten aile gebreken van de
gedachten en de zinnen weg.
10. Oaarom moet een sannyasi zich ontdoen van aile
gebreken van zijn ziel, gedachten en zinnen door middel
van pranayama, van zonden door middel van dharana,
van gezeIschap door middel van pratyiibara en van
atheistische invloeden door middel van dhyana.
11. Met behulp van dhyana zal hij aanwezigheid van
God in alles voelen (dit gevoel is zeer moeilijk voor
[95]
degenen die geen yogi’s zijn) en de werken van God en
het zelf in de natuur kunnen waarnemen.
12. AIle sannyasi’s kunnen zaIigheid voor zichzelf en
anderen bekomen, door het opgeven van
kwaadgezindheid tegenover aile levende wezens en
seksueel verkeer, en het verrichten van door de Veda’s
voorgeschreven dingen en zeer zware oefeningen.
13. Een sannyasi het hoogste geluk, in dit leven en
na de dood, verkrijgen wanneer hij aI zijn verlangens
naar wereldse dingen opgeeft en vrij is van uiterlijke en
innerlijke emoties.
chaturbhirpi cheeveeteernitymashrmibhirdijeeh
dshlksnko dhrmah sevitvyah prytntah 14
drutih kshma dmostey shoochmindrynigrah
dhirvidha satyamkroksho dshak dhrmlakshnam  15
anen vidhina srvastyktva sngancheen shneeh
srvdvndvninirmukto brhamnyevavtisthte 16
Manu VI, 91, 92, 81
14. Daarom is het nodig dat alIe brahmacari’s (studenten),
grhastha’s (gezinshoofden), vanaprasthi’s (kluizenaars)
en sannyasi’s (totaal onthechten) de tienvoudige
rechtvaardigheid in acht nemen.
15. De tien karaktertrekken van dharma of rechtvaardigheid
zijn de volgende:
Een, dhrti of voorzienigheid. Twee, ksama of de staat
van ongestoordheid in geval van veroordeling of
bespotting, eerbied of minachting, winst of verlies en
andere moeilijkheden. Drie, clams of het afhouden van
de gedachten van kwade daden en hem sterk maken in
reine daden dat wil zeggen de gedachten zodanig
heheersen dat er nooit kwade verlangens in hem
opkomen. Vier, asteya of zich afhouden van diefstal.
Thefstal is hezit nemen van iets dat aan een ander
toehehoort zonder daartoe toestemming te hebhen,
middels fraude of misbruik van het vertrouwen of
andere middelen of middels anti-vedische leringen. Het
tegenovergestelde hiervan is eerlijkheid. Vijf, sauca of
innerlijke reinheid door het vermijden van gehechtheid,
baat, partijdigheid enzovoort, en uiterlijke reinheid door
het wassen van het lichaam met hehulp van aarde en
water en of andere geschikte middelen. Zes, indriyanigrahah
of het afhouden van de zinnen van ondeugd en
hem richten op deugd. Zeven, dhi of het hevorderen van
het intellect door vermijden van alcoholische dranken
en andere schadelijke dingen, slecht gezelschap,
ledigheid, onkuisheid enzovoort, en door het gebruik
van voedingswaarde hezittende dingen, omgang met
goed gezelschap en de heoefening van yoga. Acht,
vidya of het opdoen van kennis over aile dingen vanaf
de aarde tot God, en deze kennis aanwenden in het
leven. Kennis betekent dat de ziel, de gedachten, de
tong en de handelingen (gedachten, woord en daad) met
mekaar in overeenstemming moeten zijn. Het
tegenovergestelde is onkunde. Negen, satya of waarheid
dat wil zeggen onze dharma in iets moet met de ware
aard van dat iets overeenkomen, en zo ook ons spreken
en daden. Tien, akrodha of het wegwerken van
kwaadheid en dergelijke slechtheden en het aannemen
van vreedzaamheid en andere goede kwaliteiten. De
mensen van aI de vier stadia moeten deze tien deugden
opnemen zonder enig vooroordeel of aarzeling. De
sannyasi’s moeten deze deugden speciaal uitleggen aan
de anderen, en hen helpen deze na te leven.
16. De sannyasi bevrijdt zich langzaam aan alle
gehechtheid en sentimenten, en vestigt zichzelf sterk in
God. De voomaamste plicht van sannyasi’s is dat zij
aan de gezinshoofden en anderen de waarheid moeten
openbaren, hen afhouden van slechte wegen, hun twijfel
opheffen en hen stimuleren tot het stellen van goede
daden.
Vraag: Behoort sannyiisa tot de plichten van
Brahmanen aileen of ook tot die van Ksatriya’s en
anderen?
Antwoord: Alleen de brahmaan mag een sannyasi
worden. Elkeen die goed geleerd, rechtvaardig en
philantropisch is, is een brahmana, ongeacht uit welke
klasse (varna) hij moge stammen. Er schuilt geen enkel
goed voor de wereld in een sannyasi zonder grondige
kennis, vroomheid en vertrouwen in God. Het is daarom
spreekwoordelijk geworden dat aileen een
brahmaansannyasi mag worden, en geen andere. Hier
voigt een erkende tekst uit de Manusmriti:
[96]
asha vobhito dhrmo bramhansy chaturvidh
punyokshyfalah prety rajdrman nibodht Manu VI, 97
o zieneIli, het is de plicht van een brahmaan de vier
stadia van het leven te doorlopen namelijk brahmacarya,
grihastha, vanaprastha en sannyasa. Sannyasa geeft in
dit leven het geluk dat voIgt uit een rechtvaardig leven,
en in het leven hiemarnaals geeft zij eeuwige (eigenlijk
langdurige) zaligheid.
Hiema luistert U naar de plichten van de Ksatriya’s.
Oit bewijst dat sannyasa hoofdzakelijk het recht is van
Brahmanen, en brahmacarya het recht is van de
Kliatriya’s en anderen.
Vraag: Wat is de noodzaak van sannyasa?
Antwoord: Zoals het Iichaam het hoofd nodig heeft
hebben de andere stadia sannyasa nodig. Zonder
sannyasa is het niet mogelijk kennis en vroomheid te
bevorderen. De andere stadia hebben na opvoeding,
gezinsleven en andere diensten weinig dat hen bind!.
Het is zeer moeilijk voor andere stadia te helpen aan de
opbouw van de mensheid. Zij zijn niet vrij a1s een
sannyasi om zich geheel te wijden aan het welzijn van
de anderen. De gelegenheid die een sannyasi heeft om
ware lering te schenken en wetenschap te bevorderen,
hebben de andere stadia niet. Zelfs een sannyasi, die
eerst de stadia van gezinsleven en kluizenarij heeft
doorlopen, kan niet zo nuttig zijn voor de wereld in het
verspreiden van de waarheid als de sannyasi die regelrecht
uit brahmacarya is begonnen.
Vraag: De instelling van sannyasa is tegen de wensen
van God. God wenst bevolkingsaanwas. Zonder het
gezinsleven is bevolkingsaanwas onmogelijk. Indien
sannyasa zo belangrijk is, en aUen sannyasi’s zouden
worden zou er een eind komen aan de voortplanting.
Antwoord: Vit veel huwelijken worden er geen
kinderen geboren of sterven de kinderen kort na de
geboorte. Waarom noemt V dit niet tegen Gods
wensen? yatne krute yadi na sidhyti kotr dosha
Dit is bet gezegde van eeo dichter
Indien U, volgens het gezegde van een oude Sailslqita
dichter, zou zeggen dat het niet ooze schuld is als er
geen succes voigt als wij ons uiterste best hebben
gedaan, willen wij daartegenover stellen dat het een
zeer groot verlies is als er de mensen zich
vermenigvuldigen om daarna, door onrechtvaardig
gedIag, mekaar uit te moorden. Twisten zijn meestal het
gevolg van misverstand.
Indien een sannyasi si succes hoekt bij het bevorderen
van genegenheid tussen de mensen, door het prediken
van de vedische leer, werkt bij mee aan het redden van
honderden en duizenden, en doet alzo het werk van
duizenden gezinnen tegelijk. Allen die deugdelijk
worden door het prediken van de sannyasi’s, moeten als
hun zonen beschouwd worden. Verder is het praktisch
niet mogelijk dat e!keen tot sannyasa overgaat. Niet
allen kunnen hun seksuele lusten onderdrukken.
Vraag: sannyasi’s zeggen dat zij geen plichten te
vervullen hebben. Zij ontvangen voedsel en kleding van
anderen en leiden een makkelijk leven. Waarom zouden
zij zich gaan vermoeien met de wereld Zij zouden
zichzelf aIs God kunnen beschouwen. Als er iemand
naar hen toe gaat, zeggen zij altijd hetzelfde: ‘Ook gij
zijt God, geen ondeugd of zonde is in U . Hitte en koud
behoren het lichaam toe, honger en dorst aan de vitale
lucht, vreugde en verdriet aan de gedachten. De wereld
is onechl. Zo zijn aile wereldse zaken slechts onecht en
denkbeeldig. Daarom is het niet de taak van de wijzen
zich te verdiepen in deze wereld. Alle kwaad en alle
goed dat er bestaat komt uit de gedachte, en niet uit de
ziel.’ Dit zijn de leringen van de sannyasi’s, terwijl U
hen geheel andere werkzaamheden toebedeelt. Welke
[97]
moeten als waar en welke moeten aIs onwaar
beschouwd worden?
Antwoord: Is het niet hun plicht goede handelingen
te plegen? veedikeescheev krmabhih Manu VI. 75; Manu zegt
dat aile sannyasi’s goede daden moeten stellen, zoaIs
door de Veda’s voorgeschreven. Zullen zij ooit in staat
zijn niet te eten of zich niet te kleden? Als zij zulke
handelingen niet kunnen opgeven, zijn zij dan niet
zondig en gevallen als zij goede daden achterwege
laten? AIs zij voedsel, kleding enzovoort van de mensen
aannemen, en hen niets daarvoor in de plaats geven, zijn
zij dan niet schuldig aan de grote zonde van
ondankbaarheid? Zoals de ogen en oren nodeloos
zouden bestaan aIs zij niet gebruikt werden voor het
zien en horen, zouden evenzo de sannyasi’s een
nodeloze last voor de wereld zijn als zij zich niet
wijdden aan de studie van en nitdragen van de vedische
leer. Degenen die zeggen dat het niet nodig is zich te
vermoeien met de valse wereld zijn zelf vals en
propageerders van de zonde. Elke handeling die ge·
pleegd wordt met Iichaam komt van de ziel, en het is de
ziel die de vruchten van de handelingen plukt. Degenen
die zeggen dat de ziel God is, slapen in onwetendheid
Kennis van de ziel is gelimiteerd. God is oneindig en
alwetend, God is eeuwig, rein, wijs en vrij van nature.
De ziel is soms gebonden en soms vrij. De ziel bezit
soms kennis en soms domheid. Vanwege de
oneindigheid en alwetendheid van God ondergaat Hij
nooit de pijnen van geboorte of dood. De ziel weI. Om
aI deze redenen zijn de door U aangehaalde leringen
verkeerd.
Vraag: ‘sanyasi srvkrmvinashi’ Is het waar dat een
sannyasi aile bandelingen kan te niet maken, en dat hij
geen vuur of enig metaa1 aanraakt?
Antwoord: Neen. smynd nitymaste ysimn yvda smyd                                                                                 nysynti dukhani karmini yen sa snyash sa prschsto vidhte yasya
sa snyasi een sanyasasi degene die in Brahma en zijn
opdracht steeds standvastig blijft en van aile kwade
handelingen afstand gedaan heeft, d.w.z. die het goede
doet en het kwade laal
Vraag: Onderwijzen en prediken wordt reeds door de
gezinshoofden gedaan. Wat is dan de noodzaak van
sannyasi’s?
Antwoord: Onderwijs van de waarheid moet aan aile
klassen gegeven worden. Gezinshoofden kunnen niet
zoveel tijd noch onpartijdigheid opbrengen als de
sannyasi’s. Bij de Brahmanen is het de plicht onderwijs
te geven en te prediken, mannen aan mannen en
vrouwen aan vrouwen. Sannyasi’s bebben echter meer
tijd om overal naar toe te reizen. Indien de Brabmanen
tegen de · vedische instructies handelen kunnen de
sannyasi’s hun een halt toeroepen. Daarom is sannyilsa
noodzakelijk.
Vraag: eakratri vsed grame Naradaparivrajaka Up. IV. 14
Hoe staat het met het gezegde dat een sannyasi niet
langer dan een nacht ergens mag verblijven?
Antwoord: Tot op zekere hoogte is bet waar dat het
verblijven op een plaats niet zoveel bijdraagt tot het
welzijn van de wereld. Er zal gehechtbeid ontstaan aan
de plaats, terwijl liefde en haat voor de dingen aldaar zal
groeien. Indien er echter, door langer ergens te
verblijven, nuttig werk gedaan kan worden, mag de
sannyasi dat doen. Bijvoorbeeld aan het hof van koning
fanakaleefden Paiies sikhiI’s en andere sannyasl’s sorns
vier maanden en somrnigen zelfs een jaar. Het niet
blijven op ceo plaats is een verbod van de huichelachtigen
dezer dagen. De sektariers hebben het
gecreeerd. Want indien een sannyasi lang ergens
verblijft, kunnen hun huichelarijen daar niet
plaatsvinden.
[98]
Vraag:
ytina kanchn ddatambul brmhacharinam
choranambya ddat sa nro narak vrjet
Deze teksten betekenen dat indien iemand goud aan de
sannyasi’s geeft, bij naar de hel gaal.
Antwoord: Dit zijn verzonnen gezegden van
zelfzuchtige Pawanika’s (of orthodoxen) die tegen de
instelling van varna’s en asrama’s zijn. Zij denken dat
indien de sannyasi’s genoeg geld hebben zij beter in
staat zullen zijn hun fouten te veroordelen, en dat zij
bierdoor verlies zuIlen lijden. Verder zuIlen deze
sannyasi’s dan niet athankelijk van hen zijn, en zullen
zij dus geen invloed op hen kunnen hebben. Als echter
de sannyasi’s van hen voedsel en andere
levensbehoeften zouden moeten krijgen, zouden deze
sannyasi’s dan eerbied voor hen moeten hebben. Als
deze peIllonen weldadig kunnen zijn tegenover de
dommen, kan er generlei bezwaar tegen bestaan dat er
giften aan geleerde en filantropische sannyasi’s worden
gegeven.
In de Manusmriti komt het volgende gezegde
voor.
vividhani cha rtnani vivideshuppadyet
Elk mens moet allerlei juwelen, goud, geld enzovoort
aan de sannyasi’s geven.
Uw citaat heeft geen betekerus. Indien een mens naar de
hel gaat als hij goud aan de sannyasi’s geeft, gaat hij
dan naar de hemel als hij hen zilver, parelen of
diamanten geeft?
Vraag: De paqt/im heeft een vergissing gemaakt. De
juiste leeswijze is: ytihste dhan ddat of: elkeen die een
sannyasi geld ter hand stelt, gaat naar de hel.
Antwoord: Dit is ook een zinloze samenstelling van
de een of andere dwaas. Als de gever naar de hel gaat
als hij hen geld ter hand stelt, zal hij dan naar de hemel
gaan als hij het geld aan zijn voeten neerlegt of dit in
een bundel doet? Het is zinloos zulk verzinsel te
geloven. Een ding is natuurlijk waar, als de sannyasi
meer geld bij zich houdt dan hij nodig heeft voor zijn
levensbehoeften kan hij last krijgen van dieven
enzovoort of kan er in zijn gedaehten een gevoel van
hebzucht opkomen. Maar als hij zelfbewust (of voorzichtig)
is zal hij zich nooit misdragen noch een
slachtoffer van hebzucht worden, omdat hij in zijn
studenten- en huwelijksleven reeds alles heeft
meegemaakt. Degene die direct uit de brabmacarya
asrama een sannyasi wordt zal nooit ongunstig
beinvloed kunnen worden.
Vraag: Men zegt dat indien een sannyasi uitgenodigd
of gevoed wordt gedurende Sraddha (het zogenaamde
offer aan de overleden voorouders), de pitara’s of
geesten van de overledenen ouders (die onzichtbaar hun
offers komen halen) zullen vluchten, en in de hel zullen
vallen?
Antwoord: Ten eerste is het geloof dat overleden
voorouders terng kunnen komen, om hun offers in
ontvangst te nemen, geheel fout. Het is onmogelijk en is
tegen de Veda’s en tegen aile logica. Als zij niet kunnen
komen, hoe kunnen zij dan vluchten. Als, volgens het
goddelijk plan, de zielen wedergeboren worden na de
dood geheel afbankelijk van de deugden of ondeugden
in het vorig leven, hoe kunnen zij dan terugkomen?
Daarom is dit ook een verzinsel van de bedriegers. Een
ding staat vast namelijk: overal waar er sannyasi’s
komen, zullen zij een eind maken aan het anti-vedisch
en hypocriet gebruik van Sraddha voor de doden.
Vraag: Degene die sannyasa direct na de
brahmacarya beoefent zal het zeer hard hebben. Het is
zeer mooilijk de driften te beteugelen. Daarom is het
beter een sarmyasite worden na de stadia van grihastha
en viinaprastha doorlopen te hebben, en een hoge
leeftijd te hebben bereikt.
Antwoord: Degene die niet in staat is zijn driften te
beteugelen moet niet direct van het brahmacarya-leven
[99]
overgaan tot sannyasa. Maar indien iemand zijn driften
kan beteugelen mag hij dat wei doen. Iemand die de
nadelen van seksuele losbandigheid of de voordelen van
sparen van bet zaad heeft ondervonden, zal nooit in
sensualiteit vervallen. Zijn zaad gebruikt hij als een
soort brandstof bij het zuiver denken.
Alleen een zieke beeft beboefte aan doktoren of
medicijnen, een gezonde niet. Evenzo moet een man of
vrouw, wiens/wier levensideaal het bevorderen van
onderwijs en dharma is, nooit in bet buwelijk treden,
zoals mannen als Pancasikha en vrouwen als Gargi in
bet verleden gedaan hebben. Daarom mooten alleen
degenen die daartoe geschikt zijn sannyasi worden.
Indien ongeschikte peIllonen sannyasi beoefenen zullen
zij zichzelf zowel anderen ruineren. Zoals een wereldse
keizer samriit wordt genoomd, wordt een sannyasi
‘parivrat’ genoemd Maar de keizer wordt alleen in zijn
land of tussen zijn verwanten geeerbiedigd, terwijl de
sannyasi overal geeerbiedigd wordt.
vidvtv cha nruptv cha neev tulya kdachn
svdeshe pujyte raja vidvan srvtra pujyete
Dit is een tekst uit de chanakya Niti Sastra.
Er kan geen vergelijking gemaakt worden lussen een
geleerde en een koning (staatshoofd). De koning (het
staatshoofd) wordt aileen in zijn eigen land
geeerbiedigd, terwijl de geleerde overal geeerbiedigd
wordt
Daarom is de brahmacarya bedoeld voor het
bekomen van kennis, discipline en Iichamelijke sterkte,
de grihastha asrama voor het doen van wereldse zaken,
de vanaprastha asrama voor het bevorderen van het
denken, concentratie, kennis en het beoefenen van yoga
en de sannyasa asrama is bedoeld voor het prediken
over de Veda’s en andere geschriften, voor het
waarderen van deugd en het veroordelen van ondeugd,
voor het propageren van de waarheid en het opheffen
van twijfel enzovoort. Maar degenen die de plichten van
het prediken enzovoort niet naleven zijn gevallenen en
ellendigen. Daarom betaarnt het sannyasi’s zichzelf te
wijden aan het verbeteren van de wereld door het
prediken van de waarheid, het opheffen van twijfel, het
onderwijs geven in de Veda’s en de vedische leer te
verspreiden.
Vraag: Worden personen zoals sadhu’s, vairagi’s,
gosains, khaki enzovoort ook onder de sannyasi’s
gerekend?
Antwoord: Neen. Zij hebben geen karaktertrekken
van sannyasi’s. Zij zijn de anti-vedische weg opgegaan
en geven de voorkeur aan de woorden van hun seete
leermeesters hoven de Veda’s. Zij prijzen hun eigen
godsdienst, en verward zijnde in de strikken van hun
valsheden nodigen zij anderen nit hetzelfde te doen, tot
hun eigen voordeel. Zij doen niet alleen geen
hervormingswerk maar doen nog veel erger door de
wereld te misleiden, teneinde hun eigen belang te
dienen. Daarom mogen zij niet tot de sannyasa asrama
gerekend worden. Zij kunnen ook weI svartha-asrami’s
(de klasse van de zelfzuchtigen) genoemd worden.
AIleen goede mensen, die zelf rechtvaardig zijn en de
wereld rechtvaardig maken en voor zichzelf en anderen
geluk in dit leven en het volgende leven verwerven, zijn
sannyasi’s en mahatma’s.
Dit is een kort overzicht van de Viinaprastha en
Sannyasa asrama. Na dit hoofdstuk zullen wij het
hebben over de staat en het volk.
Hier eindigt het vijfde hoofdstuk van de
Satyarthaprakasa van swami Dayananda Saraswati
over het onderwerp Vanaprastha en Sannyasa.