Hoofdstuk 4

In dit hoofdstuk zullen wij
over het thuiskomen, het huwelijk en het gezinsleven
schrijven
vedanditye vedo ve ved vapi yethakarmam |
aviplutbrhmacharya lI Manusmriti
De man of vrouw die het celibaat (brahmacarya)
beoefend heeft volgens de instructies van de leraar, alle
vier, of drie, of twee of ten minste een van de Veda’s
met haar aanhangselen gelezen heeft en wiens kuishuid
niet verbroken is, hij of zij is gerechtigd in het huwelijk
te treden.
te partit savdharmen brhmadayehar pitu: |
strigvad telye aasinmehretpartham gva ll Manusmriti
Door hem een koe te schenken moet de vader van de
bruid die student vereren die zijn plicht gedaan heeft
tegenover zijn leermeester, de passende opvoeding heeft
ontvangen van de leermeester en zijn vader een krans
(om zijn hals) heeft gegeven en een koe aan zijn
leermeester heeft geschonken.
gurananumat: snatva smavartto rethavidhi |
udhvhet divjo bhaya sarvna lakshanvitam ll Manusmriti
Nadat hij met de toestemming van zijn leermeester
een bad heeft genomen en van de school naar huis is
teruggekeerd, moet volgens de regeIs een brahmaan,
eenksatriya of een Vaisya in het huwelijk treden met
een mooi en Iieftallig meisje van zijn klasse of keuze
( Varna).
aspinda ch ya matursgotra ch ya pitu: I
sa parshta divjatina darkarmani metune II Manusmriti
Een meisje dat niet tot het zesde geslacht van de
moeder behoort en niet beboort tot de familie (gotra)
van de vader, is een geschikt persoon om mee te huwen.
Ben reden hiervoor is aIs voIgt:
prokshapriya iv hi deva: partkshdivsh: I Satapatha
Het is een feit dat een ver verwijderd iets meer aantrekt
dan een dichtbijzijnd. Als iemand van suiker
gehoord heeft, maar er nog niet van geproefd heeft, zal
hij ernaar verlangen. Of aIs iemand lof heeft horen
zingen over een verafgelegen plaats zal hij er benieuwd
naar zijn. Daarom moet alleen het meisje dat niet tot de
familie van de vader behoort, noch een nauw
bloedverwant van de moeder is, ten huwelijk gekozen
worden. De voor- en nadelen van een dichtbijzijnd of
verafgelegen huwelijk zijn als voIgt:
(I) Het huwelijk tussen twee personen die steeds
samen zijn geweest sedert hun zuigelingschap, die
hebben gespeeld, getwist, van mekaar hebben
gehouden, elkaars gebreken en aard kennen, en mekaar
zelfs reeds naakt hebben gezien, kan nooit innige passie
hebben en gelukkig zijn.
(2) Zoals water met water vermengd geen andere
kwaIiteit krijgt, is een huwelijk in vaders of moeders
familie niet bevorderlijk voor de groei van de kinderen,
omdat de nodige bloedverschillen ontbreken.
(3) Zoals melk in waarde toeneemt door toevoeging
van suiker of andere ingredienten zoals gember
(Suntha). moet het te huwen paar helemaal geen
fumilierelatie zijn van de vader of moeder van de andere
partij.
(4) Het weggaan nit de gewone omgeving en de
eetgewoonten veranderen heeft meestal een geneeskrachtige
invloed op zieken. Het is zo ook zeer gunstig
in een verafgelegen land te huwen.
(5) Nauwe verwantschap vergroot het risico op
disputen enzovoort. Dit gevaar is geheel afwezig in het
geval van verafgelegen relaties. Ook vergroten
verafgelegen huwelijken de genegenheid voor mekaar.
Bij dichtbijzijnde huwelijken niet.
(6) Verafgelegen huwelijken dragen ook bij tot
nauwere relaties en betere verstandhouding tussen de
bevolkingsgroepen van die afgelegen plaatsen.
duhita durhita durehita bhavthiti l
In Nirukta staat dat een meisje duhita (dochter)
wordt genoemd omdat het altijd goed is haar op een
verafgelegen plaats nit te huwelijken en niet in een
dichtbijzijnde.
(7) Dichtbijzijnde huwelijken verarmen de ouders
ook omdat de vrouw te dikwijIs haar ouders zal
opzoeken, en zij haar nu en dan geschenken gaan geven.
(8) Nabijheid kan een gevoel van zekerheid geven
aan de vrouw en leiden tot onenigheden. Ben klein
meningsverschil zal aanleiding kunnen zijn voor de
vrouw om naar haar vaders hnis te vluchten. Er ontstaat
dan wrijving tussen de wederzijdse families en de kloof
tussen deze families wordt steeds wijder. Vrouwen
staan bekend om hun zachte en licht geprikkelde
gevoelens. Om deze redenen moeten geen huwelijken
worden aangegaan met personen nit de familie van de
vader. binnen het zesde geslacht van de moeder en nit
de directe omgeving.
mhantyapi sarmudani gojavidhandhanyet: I
strisambhande dsetaani kulani parivarjeyet II 1 II
Manusmriti
hinkriya nispurush nischnado romsarsam I
chyamyaveapasmarisivitkustiklani II 2 ll Manusmriti
Ongeacht hun rijkdom voor wat betreft koren, geiten,
schapen, olifanten, paarden, Ianderijen en andere
bezittingen moeten bij het aangaan van huwelijken de
volgende tien families vermeden worden:
De families waarvan de leden geen edele beroepen
uitoefenen; waarin geen goedgeaarde mannen voorkGmen;
die tegen de studie van de Veda’s zijn; waarin fel
behaarde personen voorkomen; die Iijden aan
darmziekten; die Iijden aan astma, bronchitis,
dyspepsie, epilepsie, lepra of cholera. De reden voor het
vermijden van deze families voor een huwelijk is te
voorkomen dat deze fouten en ziekten ook in de nieuwe
families zouden voorkomen. AIleen jongens en meisjes
van goede huize zullen aan mekaar uitgehuwelijkt
moeten worden.
nodhetakpila kanya nadhikagi n roginiyam I
nalomika natiloma n vactenn piglaam II 1 II
Manusmriti
[63]
nchrverchendinamni nantyeparvatnaamikaam I n pakshyehipreshnamni
n ce bihshannamikaam II 2 II Manusmriti
Geen enkel man moet in het huwelijk treden met
meisjes met de volgende kenmerken: geelharigen,
rijzigen, dikken, invaliden, kaalhoofdigen, overtollig
haar bezittenden, babbelzuchtigen, bruinogigen. Meisjes
met de volgende namen moeten ook vermeden worden,
aangezien deze namen onfatsoenlijk zijn, en ook andere
betekenissen hebben. Namen van sterren asvini,
Bharani, Rohini enzovoort; namen van bomen Pipala,
Bara enzovoort; namen van rivieren zoals Ganga,
Yamuna; namen als CandaIi; namen van bergen zoals
Vindhya, Himalaya, Parvati; namen van vogels zoals
Kaki, SyenI enzovoort; verder ook Nagi, Bhujanga
enzovoort; namen als Dasi en verder Bhima,
Bhayankari, Kali, Candi enzovoort. Van de andere kant:
avegangi somyanamni hanshvaarangaaminim I
tanulomkeshdashna murvdgimudrhetstriyam II Manusmriti
Ben vrouw van de volgende hoedanigheden moet ten
huwelijk gevraagd worden: als zij fijn gebouwd is en
een mooie naam heeft zoals Yasoda, Sukhada
enzovoort; als zij stapt als een zwaan en als een olifant;
als zij korte haartjes heeft, mooi haar en kleine tanden
en een welgevormd lichaam.
Vraag: Op welke leeftijd moet men huwen en
hoe?
Antwoord: De meest geschikte leeftijd voor
huwelijk is, in geval van vrouwen, vanaf het zestiende
tot het vierentwintigste jaar en, in geval van mannen
vanaf het vijfentwintigste tot het achtenveertigste jaar.
vanaf het vijfentwintigste tot het achtenveertigste jaar.
In geval de bruid zestien is en de bruidegom
vijfentwintig, is dit de laagst mogelijke leeftijd; in geval
de vrouw achttien of twintig is en de man dertig, vijf en
dertig of veertig, is dit middelmatig; en in geval de
vrouw vierentwintig is en de man achtenveertig is dit
het beste. Gelukkig is het land waarin huwelijken op de
juiste leeftijd plaatsvinden, het celibaat wordt beoefend
en goed onderwijs wordt gegeven. Ongelukkig is het
land waarin het celibaat en het onderwijs verwaarloosd
worden en huwelijken plaatsvinden op jeugdige leeftijd
of tussen niet bij mekaar passende leeftijden.
Door de
hervorming van het huwelijk, met passend celibaat en
opleiding, wordt alles hervormd en door verwaarlozing
hiervan wordt alles kapotgemaakt.
Vraag:
ashtava bhavde gori navarsha ce rohini |
dashvarsa bhavtkanya tat urdhav rajsavla II 1 II
mata chav pita tasya jestho bharta tethev ce |
trechyte nerak yanti drashtva kanya rajshvlaam II 2 II
Deze regels zijn geschreven in de Parasari en
Sighrabodha. Dit betekent dat een meisje Gauri
genoemd wordt op de leeftijd van acht jaar, Rohini op
de leeftijd van tien jaar en dasma Rajasvala. De
moeder, de vader en de oudere hroer zullen allen in de
bel terechtkomen als zij een meisje rsjssvaJii laten
worden, dat wil zeggen als zij haar niet nithuwelijken
voor haar tiende jaar.
Antwoord: Brahtma sprak:
ekchana bhavde gori divchentu rohini |
trichana sa bhavtekanya haat urdhav rajsavla II 1 II
maata pita tetha brhata matulo bhagni svaka |
sarv te narak yanti drastva kanya rajsavlaam II 2 II
Dit is een citaat uit de zuiver samengestelde Brahma.
Purana.
Uitleg: De tijd vereist voor een atoom om eens te
keren, wordt een moment (ksana) genoemd. Het meisje
wordt Gauri op het moment na de geboorte, Rohini in
haar tweede moment, Kanya in haar derde moment en
Rajasvala in haar vierde moment.
De moeder, vader, broer, oom van moeders zijde en
zuster gaan allen naar de hel als zij het meisje Rajasvala
en ongehuwd laten blijven.
Vraag: Deze tenten zijn geen bewijzen.
Antwoord: Waarom zijn ze geen bewijzen? Indien de
woorden van Brahma geen bewijzen zijn, dan zijn Uw
woorden zeker geen bewijzen.
Vraag: Geweldig, geweldig! Heeft U dan geen
vertrouwen in de woorden van Partiara en Kashinatha?
Antwoord: Geweldig hoor, geweldig! En heeft U
dan geen vertrouwen in de woorden van Brahma?
Partiara en Kasinatha hebben geen voorkeur hoven
Brahma. Indien U de teksten van Brahma Diet
aanneemt, kunnen wij de teksten van ParaSara en
Kasinatha ook niet aannemen.
Vraag: Uw teksten zijn niet betrouwbaar omdat
ze gewoon onpraktisch zijn. Duizenden momenten
passeren snel en hoe kan dan huwelijk plaatsvinden? Er
bestaat verder geen reden het huwelijk op dat moment
tevieren.
Antwoord: Als onze teksten onpraktisch zijn, zijn
de uwe dat ook, omdat het geen cokel nut heeft te
huwen op de leeftijd van acht, negen of tien Jaar. Het
huwelijk na de leeftijd van zestien jaar tot het
vierentwintigste leidt tot het voorthrengen van goede
kinderen, omdat op deze leeftijd het mannelijk zaad ten
volle gerijpt is en de vrouwelijke organen uitermate
geschikt zijn voor het moederschap. Zoals een meisje
van acht jaar geen kinderen kan baren, is het niet juist
haar namen zoals Gauri en Rohini te geven. Indien het
meisje niet blank maar eerder donkerkleurig is, is het
absud haar Gauri te noemen, want dit betekent ‘de
blanke’. Verder was Gauri de vrouw van Mahadeva en
Rohini de vrouw van Vasudeva jullie Pauranika’s
beschouwen hen als moeders. AIs nu elk wiIlekeurig
meisje een Gauri voor U is, is U toch niet gerechtigd
met zulke meisjes te huwen. Daarom zijn Uw teksten
even verkeerd als de onze. Zoals wij teksten hebben
samengesteld en ze toeschrijven Ran de
auteurskwaliteiten van Brahma,
hebben de ‘Sindhumensen’
teksten gemaakt en toegeschreven Ran Parasara
enzovoort. Laat aI deze teksten lopen en neem slechts
de Veda’s Ran.
[65]
trhini varshanudikshte kumarertumti sati I
urdhav tu kaaladetsmadivndet sdresh petim II
Manusmriti 127
Ben meisje mag drie jaar na haar eerste
menstruatie een haar passende echtgenoot huwen.
Vennits de menstruatie maandelijks plaatsvindt,
betekent dit zesendertig menstruaties. AIleen na deze
periode is hetjuist te huwen en niet eerder.
kaammamranatitisthed grhe kanyetumteyapi I
n cevena prechetu gunhinaye khichit II Manusmriti
jongens en meisjes mogen ongehuwd blijven tot de
dood, maar zij mogen nimmer huwen met een niet
passend persoon, dat wi! zeggen met iemand van
verschillende aard, hoedanigheden en temperament
Vraag: Mogen de jongens en meisjes zelf
beslissen over hun huwelijk?
Antwoord: Ret beste is volledige vrijheid
hierover te laten Ran de jongen of het meisje. Zelfs als
de wederzijdse ouders overeengekomen zijn hun
kinderen met mekaar te laten huwen, moeten zij dat niet
doordrukken zonder de volledige instemming van de
kinderen.
Huwelijk met wederzijdse instemming is
hevorderlijk voor een goede verstandhouding en leidt
tot een gelukkig huwelijksleven. Huwelijk tegen de zin
leidt altijd tot voortdurende twisten. Het zijn de bruid en
de bruidegom die het hoogste belang hebben bij het
huwelijk en niet de ouders; het is het bruidspaar dat
plezier ondervindt door wederzijdse liefde en leed
ondervindt door disharmonie.
santushto bharyeya bhetta bhtri bhryya tethev ce I
||
Manusmriti
Geluk, welvaart en genade heersen in dat gezin
waar de echtgenoot tevreden is over zijn echtgenote en
de echtgenote tevreden is over haar echtgenoot. Waar er
onenigheid is, heerst er ellende, armoede en zorgen.
Daarom is de eeuwenoude traditie van Svayamvara
(eigen keuze) de beste vorm van huwelijk. Wanneer een
man en een vrouw wensen te huwen, moet er
uniformiteit in opvoeding, geaardheid, manieren,
uiterlijk, leeftijd, gezondheid en fysieke gesteldheid
bestaan. Geen enkel huwelijk is gelukkig zonder deze
harmonie, noch bestaat er enig geluk in de huwelijken
die op te jeugdige leeftijd zijn aangegaan.
yuva suvasa: parivit aagtas u shreyanbhavti jyemaan: |
te dhiras: kvaye unnyanti svadhevo mansa devyant: || 1 ||
Rigveda lll 8, 4
aa dhenvo dhunyantamshisvi: sabdurdha: syeshya aprdughad: I
neyaneya yuvtvo bhvantimrhedhevanamsurtavmekem || 2 ||
Rigveda lll 55, 16
purvireh srad: secharmana dosha vastorusso jaryanti: I
minati chriye jerima tnunampyu nu patnivershno jagmyu: II 3 II
Rigveda I 179, 1
1. Parivitah is de man die zich de volle betekenis
van de heilige koord reaIiseert, namelijk de beoefening
van het celibaat en een degelijke opvoeding; suvasah
betekent de mooi geklede; yuva betekent de lichamelijk
en intellectueel ontwikkelde. Wanneer zulk een man in
het huwelijksleven treedt is hij bij wijze van spreken
herboren in het leven van geleerdheid en roem en
verkrijgt hij het hoogste geluk. De Almachtige zelf
moedigt de mannen van grote geleerdheid en
liefhebbers van kennis aan om hoger op te klimmen. De
mannen
en vrouwen die geen celibaat beoefenen, geen
onderwijs genieten en op zeer jeugdige leeftijd huwen,
ruineren zichzelf en dwingen geen eerbied af in een
gemeenschap van verstandige mensen.
2. Als niet gemolken koeien zijn de asisvi of
degenen die de kinderschoenen ontwassen zijn en die
sabar-dughah zijn, of in staat zijn aile verplichte
handelingen te verrichten. Yuvatayah zijn de volwassen
vrouwen, die navyanavya die uitmunten in intellectuele
en lichamelijke groei. SaSayah zijn degenen die net uit
het meisjesschap zijn getreden.
Vrouwen van deze
kwaliteiten moeten met hun echtgenoten omgaan, goed
bewust van het belang van gemeenschap met geleerde
mannen. Zij moeten nooit in hun kindeljaren aan
mannen denken, ook niet onwillekeurig. Dit is de enige
weg naar geluk hier en in het hiernamaals. Vroege
huwelijken zijn gevaarlijk voor vrouwen zowel als voor
mannen.
3. Zoals de werkzame en goed volwassen
mannen die geschikt zijn om hun voortplantingsdaad te
verrichten, in het huwelijk treden met goed volwassen
en hartveroverende vrouwen, honderd jaar of meer in
plezier leven te midden van kinderen en kleinkinderen,
zo moet iedereen leven. Daarom zullen mannen en
vrouwen slechts dan in het huwelijk mogen treden
wanneer zij de periode van celibaat dooriopen hebben,
en bij de beeindiging van hun studie lichamelijke en
geestelijke volmaaktheid verkregen hebben. Ben
huwelijk dat tegen dit principe gesloten wordt, gaat in
tegen de Veda’s en is niet bevorderlijk voor het geluk.
India was zeer welvarend toen de wijzen,
heiligen, koningen, keizers en gewone mensen volgens
Svayanvara (eigen keuze) huwden, na de beoefening
van het celibaat en na het einde van hun studie. India
(Aryavarta) is langzaamaan achteruitgegaan toen de
opvoeding gepaard met celibaat achterwege is gelaten
en huwelijken op jeugdige leeftijd werden gesloten
onder druk: van de oudcrs.
Moge het zo zijn dat elkeen
deze slechte gebruiken opgeeft en naar eigen keuze
huwt, zoals eerder is beschreven. Huwelijken moeten
plaatsvinden in dezelfde ldassen (varna) en het
klassesysteem moet gebaseerd zijn op deugden,
beroepen en het temperament. (En niet op geboorte).
Vraag: Is alleen die persoon brahmaan of
Brahmani wiens ouders Brahmanen zijn? Kunnen de
kinderen van niet-Brahmanen ooit brahmaan worden?
Antwoord: Ja, zij hebben bestaan, zijn er nu en
zullen bestaan.
De Chandogya Upanisad haalt het geval aan van
de wijze Jabal die tot een achtergestelde famille
behoorde en toch brahmaan werd. Zo ook werden
Visvamitra, die tot een ksatriya-gezin behoorde, en de
wijze Matanga, die tot een zeer achtergestelde Candalagezin
behoorde, Brahmanen volgens de Mahabharata.
Ook nu is slechts die mens waardig een brahmaan
genoemd te worden, die geleerd is en goede kwaliteiten
bezit, en dient een onontwikkelde mens een Sudra
genoemd te worden. Dit geldt ook voor de toekomst.
Vraag: Het lichaam komt toch voort nit sperma:
hoe kan dat omgevormd worden zodat iemand tot een
andere varna gaat behoren?
Antwoord: Het brahmaans karakter is niet
atbankelijk van afkomst
svadhyen vartehomestrevidhenejeya sutee: I
mhayagesch yagesh brahiye kiryte tanu: II
Deze tekst is eerder reeds uitgelegd, maar wij voegen
nog een korte noot hieraan toe. Het brahmaans
[67]
karakter van een levend wezen hangt van de volgende
dingen af: svadhaya of studeren en onderwijzen;
vrataih of het spreken van de waarheid enzovoort,
en
doen volgen van de principes; het verrichten van verscbillende
soorten homa ‘s, traividyena of het lezen en
onderwijzen van al de Veda’s, vol begrip voor het
verband tussen het woord en het onderwerp en de juiste
klemtoon; ijyaya of het uitvoeren van isti enzovoort bij
volle maan; sutaih of opvoeding van kinderen volgens
de reeds eerder opgegeven methoden; mahayajnai of het
verrichten van de vijf grote dagelijkse plichten:
brahmsyajna, devayajna, pitriyajna, vaisvadeva-yajna
en atithi-yajna, yajnaih of het verrichten van de yajna’s
zoals agnistoma, het gezelschap van geleerden,
goed
gedrag, waarheidszin. weldadigheid, goede daden,
bestuderen van kunsten en wetenschappen, vermijding
van slechte wegen en de aanvaarding van edele dingen.
Aanvaardt U dit vers van Manu Diet?
Ik aanvaard het.
Waarom komt U dan aandraven met die theorie
van sperma en varna ?
Ik ben Diet alleen, maar vele mensen nemen dat
aan vanuit de traditie.
Vraag: Veroordeelt U traditie?
Antwoord: Neen. Maar wij veroordelen wel Uw
verkeerde gedachtegang.
 Vraag: Waar ligt het bewijs dat U zuiver denkt en
wij verkeerd?
Antwoord: Het bewijs is zeer duidelijk. U noemt
die handelingen traditie (sanatana vyavahara) die vijf of
zeven generaties terug golden. Wij noemen slechts
datgene traditie dat sinds de schepping van het heelal
bestond, dat zijn de Veda’s. Ziet U uiet dat goede
ouders SomS slechte kinderen krijgen, en slechte ouders
goede kinderen of goede ouders goede kinderen en
slechte ouders slechte kinderen?
Jullie zijn op een dwaalspoor. Zie bier wat Manu zegt:
yenasay pitro yata yen yata pitamaha: I
ten yatatsanta maarg ten gachchatre risyte II 131
Men moet de wegen van de ouders en
grootouders volgen, maar slechts de wegen van de
goede ouders en grootouders. Indien de ouders en
grootouders slecht zijn, moeten hun wegen niet gevolgd
worden. Niemand ondervindt leed door het volgen van
de wegen van de goeden. Neemt U dit aan? Ja, dit
neemt U zeker Ban.
Welnu, aileen datgene wat overeenstemt met de
door God geopenbaarde Veda’s is Sanatana
(traditioneel) 13 en niet volgens de traditie wat het
tegenovergestelde is. Zou niet iedereen dit moeten
aannemen?
Ongetwijfeld.
Als iemand dit niet aanneemt, kunnen hem de volgende
vragen gesteld worden: Als de zoon van een rijke man
rijk wordt, zal bij dan al zijn rijkdom weggooien, op
grond van het feit dat hij trots is op de armoede van zijn
vader? Of zou de zoon van een blinde man zijn ogen
ook moeten uitsteken? Zou de zoon van een boosdoener
ook een boosdoener moeten zijn? Neen, nooit. Het is de
plicht van elk mens de goede wegen van zijn voorouders
te volgen en niet de slechte. Aan degenen die
beweren dat het klassesysteem afhankelijk is van de
afkomst en niet berust op deugden of handelingen, kan
slechts een vraag worden gesteld: waarom erkent U de
brahmsan die zijn Varna
13 verlaat en overgaat naar een
achtergestelde of paria-klasse, of moslim of christen
wordt, niet aJs brahmaan?
U heeft bierop slechts een
antwoord. Die man heeft de plichten van de Brahmanen
verzaakt en is daarom geen brahmaan meer. Dit bewijst
dat wie brahm-an enzovoort is door geboorte en een
goede leefwijze heeft, brahmaan enzovoort is, en dat de
Jaaggeborenen (=uit achtergestelde gezinnen), wier
deugden, beroep en temperament als van hogere klassen
[68]
zijn, ook tot de hogere klassen gaan behoren. Evenzo
moeten hooggeboren personen die laagheden begaan,
gerekend worden tot de lagere klasse.
Vraag:
bramansye mukhmasid bahu rajnya krut: I
uru tadsay ydesach padbhayasresudroajayat II
Dit is de elfde tekst van het eenendertigste hoofdstuk
van de Yajurveda. Het betekent dat de brahmaan uit de
mond van God is geboren, de Kastriya uit Zijn armen,
de VaiSya uit Zijn dijen en de Sudra uit Zijn voeten.
Daarom kunnen, zoaIs de mond geen arm kan zijn
enzovoort, de Brahmanen toch nooit ksatriya’s worden
en de ksatriya’s geen Brahmanen enzovoort?
Antwoord: Uw uitleg van deze tekst is niet juist.
Hier wordt de lichaamloze God bedoeld Omdat God
geen lichaam heeft, kan Hij geen mond enzovoort
hebben. Ben wezen met een mond enzovoort kan niet
purusa of ‘al-doordringend’ genoemd worden.
Degene
die niet al-doordringend is kan niet almachtig, de
schepper, onderhouder en beeindiger van de wereld
zijn; evenmin kan hij de organisator van alle zielen zijn,
en ook niet alwetend, ongeboren en onvergankelijk. De
juiste uitleg van de tekst is daarom dat in deze wereld
van de al-doordringende God degene die het verhevenst
is, zoals de mond, een brahmaan is; diegene die
lichamelijke kracht bezit, is een ksatriya, zoals het
verklaard is in de Satapatha Brahmana:.
bahurve balam bahurve viryam.
dat het woord bahu (letterlijk vertaald: arm) kracht
betekent Het gedeelte onder de lenden en boven de knie
wordt uru genoemd; degene die met behulp van zijn
dijen naar het buitenland gaat en handel drijft wordt een
Vaisya genoemd Wie zoals de voet onwetend is, wordt
Sudra genoemd In de Satapatha Brahmana wordt op
een andere plaats deze tekst ook als voigt uitgelegd:
yasmadete mukhyasatsamanmukhto hassarejyent  II
Omdat zij de belangrijksten (mukhya) zijn, wordt
van hen gezegd dat zij uit de mond (mukha) zijn
geboren.
Vermits de mond het verhevenste aIler
lichaamsdelen is, worden degenen, die het meest
geleerd zijn en de beste kwaliteiten, beroepen en
geaardheid bezitten, Brahmanen genoemd. Aangezien
God geen lichaam bezit en geen lichaamsdelen zoals
mond enzovoort, is de schepping uit deze lichaamsdelen
helemaa absurd, zoals het huwelijk van de zoon van
een steriele vrouw een onmogelijkheid is. Als de
Brahmanen uit de mond waren geboren, zouden hun
Iiehamen de vonn van hun oorsprong moeten hebben.
De Iiehamen van de Brahmanen zouden dus rond
moeten zijn aIs de mond, die van de Ksatriya’s aIs de
arnen, die van de Vaisya’s aIs de dijen en die van de
Sudra’s aIs de voeten. Dit is echter niet het geval. Er
kan nog  vraag aan U gesteld worden. Wij willen
even aannemen dat de mannen die uit de mond geboren
waren, Bmhmanen genoemd moeten worden.
U is
echter, aIs alle anderen, oit de schoot van Uw moeder
geboren. A1s U niet uit de mond is geboren, hoe krunt U
zich bmhmaan noemen? Daarom is Uw uitleg van de
tekst verkeerd en de onze juist. Elders vinden wij iets
over hetzelfde geval: I
shudro bhramanatamani bhramnascheti shudretam  l
asktriyajajaatmevantu vidyadvesyatthev ch II[69]
Indien een man die in een Sudra-gezin geboren is
en de deugden, handelingen en geaardheid van een
bmhmaan, een Ksatriya of een Vaisya bezit, wordt hij,
geheel overeenkomstig zijn handelingen, een bmhmaan,
een Ksatriya of een VaiSya. Evenzo zou een man die
geboren is in een bmhmaan-. ksatriya- of Vaisya-gezin
een Sudra kunnen worden, aIs hij in handel en wandel
zich aIs een sudra gedraagt. Dit betekent dat een man of
vrouw slechts tot die klasse (Varna) zou moeten
behoren, waarvoor hij/ lzij gesehikt is.
dhramchrya jagnanyo varn purv purv varnmapdhatte jaatiparivatto l
adhmarchyarya purvo varno jagnanyo jagynanyo varnmapdhatte
jatiparivarto ll
Ditzijn de aforismen van Apastamba(215111110-11)
Een laaggeborene (in een achtergesteld gezin)
stijgt tot een hogere VIIl!18 door het steUen van rechtvaardige
daden. Hij moet gerekend worden tot de VIIl!18
waarvoor hij gesehikt gerekend is. Evenzo daalt een
man die hooggeboren is naar een Iagere klasse
waarvoor hij geschikt is en moet aIs zodanig behandeld
worden. Hetzelfde geldt voor mannen zowel aIs voor
vrouwen. Het is dus zo clat de varna’s hun zuiveheid
kunnen behouden door zich te houden aan hun eigen
deugden, heroepen en geaardheid. dat wil zeggen dat
niemand uit een brahmaan-gezin zal leven aIs een
ksatriya, Vaisya of Sudra. De ksatriya, Vaisya of Sudra
varma ‘s moeten ook op dezelfde manier hun zuiveheid
behouden. Zodoende mag niemand op een andere klasse
neerkijken.
Vraag: Als iemand slechts een zoon of dochter
heeft en deze overgaat naar een andere Varma, wie zal
dan naar de ouders moeten omzien? dit zal het einde
van de familieband betekenen. Wat voor regeling zou
hier getroffen moeten worden?
Antwoord: Er zal noch gebrek aan zorg
voorkormen noch een breuk in de familieband, omdat de
ouders in plaats van hun zonen en dochters passende
erfgenamen zullen krijgen vanwege het departement
van Onderwijs en Politiek (vidya sabha or rajsabha). Het
regelen van de varna ‘s volgens hun handelingen, zal bij
meisjes op zestienjarige leeftijd en bij jongens op
vijfentwintigjarige leeftijd moeten geschieden.
Huwelijken zullen ook in hun eigen Varna ‘s moeten
plaatsvinden, dat wil zeggen een brahmssD moet een
brahmaanse huwen, een ~triya een ksatriya, een
Vaisya een VaiSya en een Sudra een Sudra. dit zal de
integriteit van elke Varna handhaven en zal ook de
goede verstandhouding bevorderen. De plichten en
deugden van de vier vier ‘s zijn aIs voigt:
brahmaan (brahmaan):
addyapanmadyayan yanjan yajan tatha
Dan  partigrahschev barhmaanakalpayat  II 1 II
Msnusmriti  I
shamo damsatpat: shorch shantirajarmav ch I
gyan vigyanmastisatkayn bahramkram savbhawjam  II 2 II  Bhagavad-gita 136
1. Dit zijn de zes plichten van een brahmaan: studie,
onderwijs geven, beoefenen van yajfia, leiding geven bij
de beoefening van yajfia, geven en aannemen van
giften. Maar, volgens het woord van Manu (10.109)
partigrah: partyvar: is het aannemen van giften een
minderwaardige plicht,  2. Sama, of geen enkel kwaad
idee in de gedachten toelaten; dama, of oog, oor en
[70]
andere zintuigen afwenden van onrechtvaardigheid en
ze slechts richten op rechtvaardigheid; tapah, of de
regels van het celibaat naleven, zelfcontrole bezitten en
zuivere daden stellen; Sauca, of reinheid.
adbhirgatrani shudyanti man: satyayen shudyati
vidyatpobhyam bhutama bhudhigyarnen shudyati II Manusmriti5.l09
Het lichaam wordt gereinigd door water, de
gedachten door rechtvaardig gedrag, de ziel door kennis
en deugd en het intellect door denken. De mens moet
een rein leven leiden door inwendige slechtheden zoals
haat enzovoort te vermijden, en door het lichaam rein te
houden.
Onderscheid tussen het goede en het verkeerde,
aannemen van het goede en verwerping van het slechte
is een zekere weg tot reinheid; Ksantih, of sterk zijn in
de rechtvaardigheid en zich vrijmaken van
kwaadsprekerij en lof, plezier en leed, koude en hitte,
honger en dorst, verlies en winst, eerbied en
minachting, vreugde en verdriet; arjavam of zachtheid,
vroombeid, eenvoud, rechtgeaardheid en onthouding
van misdadigheid enzovoort; jrianam, of in staat zijn om
de Veda’s en daarbij behorende literatuur te bestuderen,
met onderncheid tussen waarheid en onwaameid;
yijnanam, of kennis van alle dingen, vanaf de aarde tot
God, en deze kennis goed aanwenden;
aStikyam, of
nooit onverschillig zijn tegenover de Veda’s, God,
zaIigheid, deugd, geleerdheid, goed gezelschap, dienen
van moeder, vader, leermeester en gasten. Deze vijftien
kwaliteiten en handelingen moeten steeds onder de
mannen van de Varna van de Brahmanen te vinden zijn.
ksatriya(satriya)
parjanana raksan danmijyadhayanmav ch I
visyesavparsaktitasch strariyasya smasat: II 1 II Manusmriti 137
shorya tejo dhartidharsyam yudhe chapyplayanam I
Danmisawarbhavwasch akstratn karm sabhavjam II 2 II
Bhagavad_gita 138
Raksanam of rechtvaardige bescherming van de
burgers, dat wil zeggen onpartijdige kennis nemen van
deugden, het veroordelen van slechtheden en het
beschermen van allen; danam, of geld schenken voor
het bevorderen van onderwijs en godavrucht; ijya, of
agnihotra enzovoort uitvoeren en laten uitvoeren;
adhyayanam, of de Veda’s en andere geschriften
bestuderen en zorgen dat zij onderwezen worden;
visayesvaprasakti of sensuele neigingen ontwijken en
lichaam en geest sterken door zelfcontrole; Sauryam, of
onbevreesd zijn, zelfs a1s er strijd geleverd moet worden
tegen honderden of duizenden; tejah, of aItijd
ridderlijkheid tonen; dritih), of voorzichtigheid;
daksyam, of grondige kennis bezitten in alle zaken in
verband met de wet en bekendheid met alle wetboeken;
1l7189.
nl
spaIayaman, of sterk en onbevreesd zijn op het slagveld,
nooit het slagveld middels vlucht te verlaten, strijden
teneinde te winnen en indien de overwinning door
terugtrekken verkregen kan worden, kracht uit daman
(schenking, vide ne 2) putten;  isvarabhavah, of
onpartijdige en juiste behandeling van allen, beloften
nakomen, nooit het gegeven woord breken. Deze zijn de
elf kwaliteiten en handelingen die bij Ksatriya
(beschermers ofkrijgers) dienen te behoren.
Vaitya( Vaisya):
pashuna raksan danmijyadyanmav ch I
vanikpanth kusind ch karsimav ch II Manusmriti l39
[71]
Het kweken van huisdieren zoats koeien enzovoort en
het uithreiden van de veestapel; geld schenken voor de
bevordering van onderwijs en godsvrucht
(spiritualiteit); uitvoeren van agnihotra en andere
yajna’s, studie van de Veda’s en andere gescbriften; alle
soorten van handel uitoefenen;
kusidam of geld
uitlenen, zonder echter hogere renten te bedingen dan
een vierde procent op vier anna’s, een zesde procent op
zes anna’s, een half procent op acht anna’s, drie vierde
procent op twaalf anna’s, een procent op zestien anna’S
of een en een vierde procent op twintig anna’S 140. Zelfs
niet voor een looptijd van honderd jaar mag ooit meer
dan het dubbele van het geleende aan rente gevraagd
worden; Iandbouw uitoefenen.
Il9
Sudra (shurd):
ekmav tu shudrsay parbhu: kram smadishat l
etshamav varnanam shusrushamansuyya    Manusmriti141
 Een Sudra moet haat, jaloezie enzovoort vermijden en
de Brahmanen, ksatriya’s en Vaisya’s met de nodige
eerbied dienen om zodoende zijn brood te verdienen.
Dat is enige dat van een Sudra geeist wordt
Dit was een korte bescbrijving van de
kwaliteiten en handelingen van de Varna ‘s; Elkeen moet
volgens zijn kwaiteiten en handelingen worden
opgenomen in die Varna waarvoor hij gescbikt is. Zulk
een constitutie is bevorderlijk voor de vooruitgang van
de mensheid. De hogere klassen moeten er steeds aan
denken dat, indien hun kinderen ongeschoold blijven,
zij naar het peil van Sudra’s zulIen mooten afdalen.
Deze kinderen zulIen zich ook bewust moeten zijn van
het feit dat zij verplicht zijn Sudra’s te worden, indien
zij het peil van hun gedrag niet hooghouden en
onderwijs genieten. Verder zulIen de achtergestelde
lagere) klassen er naar moeten streven om op te
klimmen tot de hogere klassen. De plicht kennis en
dharma.leer (godsvrucht;spiritualiteit) te bevorderen
moet op de Brahmanen rusten daar zij alleen door hun
geleerdheid en deugd gescbikt zijn voor deze taak.
De
staat kan nooit verlies lijden of bankroet gaan als de
taak van het besturen aan de ksatriya’s toevertrouwd is.
Het recht een veestapel Ie houden behoort aan de
VaiSya’s, omdat zij het meest geschikt zijn voor dit
werk. De taak van dienen wordt aan de Sudra
opgedragen, omdat hij door zijn gebrek aan
ontwikkeling geen werk kan verrichten waarbij kennis
vereist wordl Lichamelijke arbeid kan hij echter
gemakkelijk verrichten. Het is de taak van de koning
(het Slaatshoofd) ervoor Ie zorgen dat de Varna ‘s op de
juiste manier functioneren.
De vormen van huwelijksverbintenis
barhamano devastthevarvsav: prajapataythaasur: I
gaandharvo rakhschchastoadam:  II Manusmriti ll.21
Huwelijksverbintenissen bestaan er in acht 142
vormen: I) Brahma, 2) Daiva, 3) Arsa 4) Prajapatya, 5)
Asura, 6) gandharva, 7) Raksasa, 8) Paisaca. Het
huwelijk waarin man en vrouw, na hun celibaat en de
beeindiging van hun studies, van goed gedrag zijnde en
uit eigen keuze met mekaar huwen, wordt Brahma
huwelijk genoemd.
Het Daiva-huwelijk is het huwelijk
waarin de vader de hand van zijn dochter aan een
priester aanbiedt, die als zodanig dienst doet in een
yajna. Daarbij moet de bruid zedig gekleed en met
sieraden getooid zijn. Het huwelijk is het huwelijk
waarin het meisje ten huwelijk wordt gegeven in ruil
voor een gift. Het Prajapatya-huwelijk is het huwelijk
dat gesloten wordt ter bevordering van de leer van de
dharma (fatsoensnormen en moraal).
Het Asurahuwelijk  is het huwelijk waarin zowel de bruid als de
bruidegom omgekocht zijn. Het Gandharva-huwelijk is
het huwelijk waarin de man en de vrouw samenkomen
zonder enige notie van principes. Het Rakshasahuwelijk
(letterlijk: demonisch) is het huwelijk waarin
het meisje met geweld of door een of andere
schurkenstreek of door bedrog wordt genomen. Het
Paisaca-huwelijk is het huwelijk waarin gewelddadig
seksuele gemeenschap met het meisje plaatsvindt terwijl
zij slaapt of daartoe dronken is gemaakt.
Van de bovenstaande huwelijksverbintenissen is
Brahma het beste, Daiva en Prajapatya zijn normaal,
Arsa en Gandharva zijn het minst goede en
[72)
Raksasa en Paisaca zijn het meest verachtelijke.
Daarom moet erop toegezien worden dat het meisje en
de jongen mekaar niet in afzondering ontmoeten voor
het huwelijk.
In
gevallen waar er overeenkomst bestaat in de
persoonlijkheid, zullen de onderwijzers de individuele
karakters vanuit de registers vergelijken. Indien de
kwaliteiten, handelingen en geaardheden
overeenkomen, mogen de respectievelijke foto’s
overilandigd worden aan de betreffende jongens en
meisjes en mag hun mening gevraagd worden over een
eventueel huwelijk. Zodra er overeenkomst is bereikt,
mag de samavarttana-ceremonie onmiddellijk
uitgevoerd worden.
Als het paar dan en daar wi! huwen, dan mag het
huwelijk gevierd worden in tegenwoordigheid van de
onderwijzers. Anders is de meest geschikte plaats voor
het huwelijk het ouderlijk huis van de bruid. Maar
voordien moet het eerste onderhoud plaatsvinden in
tegenwoordigheid van daartoe speciaal, door de
onderwijzers of ouders, uitgenodigde dames en heren,
geheel naar het geval zich voordoet Daar mogen zij
zich met mekaar onderhouden, bepaalde zaken
bespreken en schriftelijk informeren naar bepaalde
geheimen. Wanneer blijkt dat hun liefde voor mekaar
echt is en zij willen huwen, moeten zij speciaal gevoed
worden zodat hun lichaam, dat door het harde celibaat
en de studie zwak geworden is, moge opbloeien aIs de
wassende maan en uiterst gezond zijn.
Op de dag dat het meisje gereinigd is van haar
menstruatie, moet het huwelijk gevierd worden door
een mooie mandapa (paviljoen) op te zetten en homa uit
te voeren met reukwaren en geraffineerde boter.
Heren
en dames moeten ook uitgenodigd en goed onthaald
worden. Op de dag die bepaald is voor het sluiten van
het huwelijk, moeten aile artikelen die in de
Sanskaravidhi 143 geschreven staan doorgenomen
worden, en moet de ‘hand-accepteer’ -ceremonie (pani
grahana-sariskara) plechtig uitgevoerd worden, ten
aanschouwe van alle aanwezigen.
Daama, tegen
ongeveer tien of twaalf uur, zullen de gehuwden zich in
hun privc-vertrekken moeten terugtrekken. De seksuele
regels moeten stipt opgevolgd worden door zowel de
man aIs de vrouw. Er zal alle moeite gedaan moeten
worden het zaad, dat gedurende het celibaat is
opgespaard, niet te vermorsen, omdat de beste kinderen
alleen geboren worden uit de beste voortplantingscellen.
Wanneer gedurende de geslachtsdaad het moment
aanbreekt dat de man zijn zaad gaat uitstorten in het
orgaan van de vrouw, moeten de man en de vrouw zich
lang gestrekt stil houden, met de neus tegen mekaar
gedrukt en de ogen tegen elkaar opgeslagen met prettige
dingen in gedachten en zonder enige verdere beweging.
De man moet zijn lichaam slap houden en de vrouw
moet haar buik (de adem) inhouden, teneinde het zaad
goed te kunoen ontvangen. Zij moet haar orgaan dan
samenpersen om het zaad te ontvangen en het goed in
zich houdenl44
• Na de geslachtsdaad moeten zij zich in
zuiver water baden.
een ontwikkelde vrouw kan direct voelen aIs zij
bevrucht is, maar het wordt pas zeker wanneer de
menstruatie niet vooIkomt op het einde van de maand.
Een mengsel van sontha (gember), keSara (saffraan),
asagandha (Indiase winterkersen), witte kardemom en
salam misri in melk gekookt en goed afgekoeld moet
klaargehouden worden voor deze gelegenheid en door
beiden gehruikt worden na het bad. Daama moeten zij
zich op aparte bedden ter ruste begeven. De
bevruchtingsdaad moet zo vaak gepleegd worden als
opportuun wordt geacht
Wanneer door het uitblijven van de menstruatie,
de bevruchting zeker is geworden, moeten de man en de
vrouw zich een heel jaar van de geslachtsdaad
onthouden. Dit laat een gezond kind geboren worden en
het volgende kind zal dan ook gezond zijn. Indien er
anders gehandeld wordt, resulteert dit in verlies van
zaad, veIkorting van de levensduur en veel ziekten. De
echtgenoten moeten echter andere liefkozende en
prettige momenten met mekaar doorbrengen, zonder de
geslachtsdaad te plegen.
[73]
De man moet zijn zaad opsparen en ervoor
zorgen dat hij zijn zaad niet verliest, ook niet in de
slaap. De vrouw moet zich uiterst zorgvuldig voeden en
kleden, voor de veiligheid van de vrucht Dit za1 het
lichaam van het kind in de schoot van de moeder mooi,
aantrekkelijk, sterk, welgevormd en krachtig maken, en
de geboorte zal in de tiende maand ,145 plaatsvinden.
Speciale zorg moet aan de moeder besteed worden
vanaf de vierde m8aDd en zeer bijzondere zorg vanaf de
achtste maand. Een zwangere vrouw moet prikkelende
spijzen, zaken zonder voedingswaarde, alcoho1ische
dranken en dingen die schadelijk kunnen zijn voor het
lichaam en het intellect vermijden. Zij moet boter, melk,
goed rijstgraan, groenten enzovoort gebruiken.
Gedurende de zwangerschap moeten twee ceremonies.
uitgevoerd worden: de punsavana sanskara 146 in de
vierde maand en de  simantonnayana-Ceremonie in de
achtste maand.
Wanneer het kind geboren is, moet goede zorg
besteed worden aan de moeder en het kind. $unthi-paka
en saubhagy sunthi-pakal [twee welbekende Ayur-vedische
middelen] moeten vooraf ldaargemaakt worden.
De moeder en het kind moeten met reukwater en lauw
water gebaad worden. Dan moet de navelstreng vier
angul’s (vingerbreedten) boven de navelwortel van het
kind worden afgesneden, na de navel aan de wortel
strak met garen te hebben afgebonden. Het moet
zodanig afgebonden worden dat geen druppel bloed
verloren gaat De kamer moet goed schoongMaakt
worden na de bevalling, een homa van ghi ( boterolie)
en reukwater moet daar uitgevoend worden.
De vader
moet daarna in het oor van de baby het woord vedositi
of ‘uw naam is Veda’ fluisteren en met een gouden
stokje op de tong van de baby, met geraffineerde boter
en honing, het heilige woord • AUM’ (Aum) schrijven.
De baby moet met behulp van het gouden stokje ertoe
gebracht worden een weinig van dit mengsel te slikken.
De vader oVerhandigt dan het kind san de moeder. De
moeder moet het kind san haar borst voeden, als het dat
zou verlangen. Indien zij geen melk heeft, moet een min
gehuurd worden, natuurlijk na grondige beoordeling.
De moeder en het kind moeten naar een aparte en reine
kamer overgebracht worden, waar ‘s morgens en’s
avonds homa met geraffineerde boter en reukwater
uitgevoerd moet worden. De moeder moet tot op de
zesde dag het kind zogen en dan krachtig voedsel tot
zich nemen en buikoefeningen doen.
Op de zesde dag moet de moeder de kamer
verlaten en het zogen aan een min overlaten. Het dieet
van de min moet geregeld worden. Zij moet het kind
verder zogen en opbrengen. Maar de moeder moet
steeds een oogje in het zeil houden, zodat de opvoeding
van het kind op elk gebied gewaarborgd is. De moeder
moet haar tepels insmeren met een medicijn, teneinde
de melkvloed te stoppen. Het dieet moet ook, geheel
naar behoefte, geregeld gecontroleerd worden. De
naamgevingsceremonie moet op de daarvoor
aangewezen tijd, volgens de Sanskara-vidhi, verricht
worden. Wanneer de vrouw weer menstrueert en
wederom rein is, mag de geslachtsdaad weer gepleegd
worden.
Ritukalabhigami syat savdarnirat: sda II brahamchayeyerv
bhawti yatre trasame vasan II Manusmritill. 4S
De man die aileen bij zijn echtgenote bevrediging zoekt,
staat gelijk aan een brahmacari.
santuasto bharya bhattra tthev ch I
yasmitrave kule nityan kalyaan trer ve dhurvam    ll 1 ll
yadi hi satri na rochet pumasatre parmodyet  l
aparmodatpun: puns: parjan n parverte  ll 2 ll
satriya tu rochamnaayan sarve ttdrochte kulam I
tadsya tavrochmanaya sarvmav n rochte ll 3 ll
Manusmriti. 60, 62
I) Rijkdom en welvaart komen aileen in die families
voor waarin de man tevreden is met zijn vrouw en de
vrouw tevreden is met haar man. 2) Als de vrouw niet
van de echtgenoot houdt en op grond daarvan niet in
staat is hem te bevredigen, zal er geen lust tot de
seksuele daad in de man opkomen. 3) Wanneer de
vrouw gelukkig is, is de hele familie gelukkig.
Wanneer
de vrouw ongelukkig is, dan zijn aile anderen ook
ongelukkig.
[74]
pitrebhibhratbhischeta : patibhidevrestatha  l
pujya bhusyitvyasch bhukalyaanmipsubhi:   lI 1 lI
yatre naryastu pujyante ramnate tre devta:  l
yatretastu n pujyante sarvasttra afla: kriya  : II 2 II
shochnti jaamyo yatre vinsaytyasu tatkulam  I
n shochti jamyo yatreta vardhte  taddhi savarda II 3 II
tasmaadeta: sda:  pujya bhusanaachchadanashne: I
bhutikarmen- renityan satrashutasvasu ch II 4 II
Manusmriti.55-57,59
I) Vader, broer, echtgenoot en zwager, die prijs
stellen op een welvarend gezin, moeten hun vrouwen
steeds tevreden steUen, hen met respect behandelen,
sieraden schenken enzovoort. 2) Uit het gezin waarin de
vrouwen eervol behandeld worden, stammen altijd
geleerde mannen. In families waarin de vrouwen niet
geeerbiedigd worden, bestaat er nooit succes.
3) In de
familie waarin de vrouwen lijden, gaat alIes snel
achteruit. De familie, waarin de vrouwen gelukkig en
hoopvol gestemd zijn, gaat steeds vooruit. 4) Daarom
moeten de mannen die geluk verlangen hun vrouwen
altijd goed behandelen en hen sieraden, kleding en
voedsel geven.
Er dient steeds voor ogen gehouden te worden
dat het woord puja (letterlijk: aanbidding) in deze
teksten gebruikt is in de zin van ‘eerbiedwaardige
behandeling’. Overdag en’s nachts moeteo de
echtgenoten, wanneer zij elkaar verlaten of elkaar
tegenkomen, mekaar teder groeten met het woord
‘namaste’ 147.
sada prastya bhayn grahkaryeshu dasksya  I
susanakrittopsakkarya vayye chamuyuakthasya II ManusmritiV
Het betaamt een vrouw heel opgewekt de
verschillende huishoudelijke taken te verrichten en te
zorgen voor de reinheid van bet huis. Zij moet het eten
zindelijk en smakelijk hereiden, zodat bet a1s een
medicijn kan werken tegen ziekten van lichaam en
geest Zij moet de uitgaven stipt noteren en haar man
hiervan op de boogte bouden. Zij moet er zorg voor
dragen dat aIles goed verloopt in huis.
striyo ratnanyatho vidhya satya shoch shubhashitm I
‘vividhani ch shilpani smadeyaani sarvt: Ii Manusmriti l48
Goede vrouwen, edelstenen, kennis, waarheid,
reinheid, welhespraaktheid en aile kunsten en
wetenscbappen moeten uit alle landen en van alle
mensen worden aangenomen.
satya bruyaatipriya bruyatre bruyat satyampriyam I
priya ch nanrat bruyadesh dram: sanatan: lI 1 lI
bhard bhardmiti bruyad bdramityav va vadet l
shuskver vivad ch n kanchitshh II 2 II Manusmriti l49
I) De mens moet altijd een aangename waarheid
spreken, die een ander goed kan doen en nooit
onaangename waarheid, dat wil zeggen: het is beter een
eenogige man geen eenogige te noemen. Men mag ook
nooit liegen teneinde iernand anders goed te bouden. 2)
De mens moet altijd over goede dingen spreken, dat wil
zeggen: dingen die bevorderlijk zijn voor het welzijn
van de mensheid.
Men mag zich niet in nodeloze
strubbelingen begeven, dat wil zeggen: het is beter zich
niet tegen anderen op te stellen of met anderen te
twisten. Indien iets om iernands bestwil is, mag dit hem
openlijk gezegd worden, ook al zou het bem
onaangenaam Zijn.
[75]
purusha bhavo rajan satatan priyavadan : I
apriyasay tu patyasay vaktta srotta ch durlabh : II
Mahabharata, udyoga Parva, Viduraniti37.15
Vidura zei: 0 Dhrtarastra, er zijn veel mensen in deze
wereld die aangename dingen over anderen vertellen,
teneinde hen goed te houden. Maar heel, heel zeldzaam
zijn degenen die dingen kunnen zeggen of horen die
uiterlijk onaangenaam lijken, maar in feite naar het
welzijn van de mensheid streven
Vidura zei: 0 Dhrtarastra, er zijn veel mensen in deze
wereld die aangename dingen over anderen vertellen,
teneinde hen goed te houden. Maar heel, heel zeldzaam
zijn degenen die dingen kunnen zeggen of horen die
uiterlijk onaangenaam lijken, maar in feite naar het
welzijn van de mensheid streven
Zonder eigen
fouten in het bijzijn van anderen te erkennen kan men
zich niet vrijmaken van slechtheden noch goede
gewoonten aannemen.
Je mag nooit over iemand kwaadspreken.
gunashu dosharopansuya dodeshu gunaropanmasaysuya,
guneshu gunaaropan dodeshu dosharopan ch sattuti: I
Ninda of kwaadsprekerij betekent deugden beschouwen
als ondeugden en ondeugden als deugden. Deugden als
deugden beschouwen en ondeugden als ondeugden
wordt stuti of waarheid genoemd. Kortweg: valsheid is
ninda en waarheid is stuti.
bhudhivradikranyasu dhanyani ch hitaani ch  I
nitya sha stranyveset nigmanschev vadikan II 1 II
yatha yatha hi purush: sastar samdhigachchi  I
ttha ttha vijanati vigyan chasya rochete  II 2 IIManusmriti 150
1) Aangezien de vedische geschriften en de
Veda’s snel leiden tot wijsheid, rijkdom en welvaart,
moet men die geregeld aanhoren en voorlezen. Ook
moet men goed nadenken over de betekenis van het
celibaat en dat san zowel mannen als vrouwen
voomouden. 2) Hoe meer een man de juiste kennis van
de geschriften opdoet, des te breder wordt zijn visie en
schept hij genoegen in die lectuur.
rishiyag devreg buhtyag ch saryda I
nuryag pitrayag ch ythashakti n hapyet || 1 II Manusmriti 151
adypan brhayag: pitrayagsch tapnam I
homo devo balibhoto nurgothitipujnam II 2 II Manusmriti 152
sydhayenachryedushin homederven ythavidhi I
pirtan shryadec nenneburtani II 3 II Manusmriti 153
De volgende yajna’s moeten verricht worden, ·
zoals reeds eerder beschreven onder brahmacarya
[hoofdstuk [III]. Ten eerste: stodie en onderwijzen van
Veda’s en andere geschriften, gebeden, beoefening van
yoga. Ten tweede: de deva yajna, di. het gezelschap
van geleerde personen opzoeken en hen diensten
bewijzen, reinheid, goede gewoonten aannemen en
uitbreiding van kennis.
saysay grahpartino agni: prate:prate: somansayye data II 1 II
[76] prate:pratgrahpartino agni : saysay somansaye data II 2 II
tasmadhoratresaysanyoge brahman: sanddhyamupasit I
uddantmastn yantmaditymabhidhyayan  ll 3 ll
Taittiriya Aranyaka 2. 2
na tishtdti tu ye: purva nopaste yastu paschimam  I
sa sadhubhibhhishkary : sarvasmad dviskarman:  II 4 II Manu2.
1. De homa die’s avonds wordt uitgevoerd en de
artikelen die daarbij gebrand zijn, zuiveren de lucht tot
de morgen.
2. De stoffen die in de ochtend-homa gebrand
zijn houden de lucht zuiver tot’s avonds en zijn
bevorderlijk voor sterkte, wijsheid en de gezondheid.
3. Daarom moet telkens bij de ontmoeting van
dag en nacht, d.i. bij zonsopgang en zonsondergang
God aanbeden worden en agnihotra uitgevoerd worden.
4. Indien iemand deze morgen- en avondplichten
nalaat, moet hij uit de kring van de wedergeborenen
gezet worden en als een Sudra behandeld worden.
Vraag: waarom moet de sandhya (aanbidding)
niet drie keer gedaan worden?
Antwoord: Er bestaan geen drie ontmoetingen.
Het licht en de duisternis ontmoeten elkaar slechts twee
keer, d.i ‘s avonds en’s morgens. Wie dit niet aanneemt
en er op aandringt drie sandhYa’s te doen, moet
evengoed een vierde te middernacht doen.
Indien hij
geen bezwaar heeft tegen de middernachtelijke
gebeden, waarom zou hij dan dezen niet op elk uur,
minuut, elke seconde en elk moment herhalen? Indien
hij zo ver wil gaan, zal dit zeker tot absurditeiten leiden.
Daarbij komt er in geen enkel gescbrift het voorstel
voor sandhya in het midden van de dag voor.
Daarom is
het juist sandhya en agnihotra slechts twee keer per dag
te doen en niet drie keer. De drievoudige verdeling van
tijd staat in verband het verleden, het heden en de
toekomst en niet met aanbidding of gebeden.
De derde dagelijkse plicht is pitri yajna of de
plicht tegenover de levende ouders. Het houdt in de
diensten aan de deva ‘s of geleerden, aan de rsi’s of
onderwijzers, aan de ouders of moeder en vader
enzovoort, aan de ouderen, wijzen en grate yogI’s. De
onwaarheid. Hij moet, net als een vader of een moeder,
zijn leerlingen degelijk onderwijs geven.
ritvik purohitachayytmartulatithisnshriteeh
balvrdatureeveedheegartismbndhibandheevh Manu IV. 179
matapitrubhya yamibhirbhartra putren bharya
duhitra dasvrgen vivad na smachret  2  Manu IV. 180
[81]
Hij moet nooit twisten met degenen die de offerceremonie
leiden, met priesters die goede leringen
geven, met de leraar die onderwijst, met de oom van
moeders zijde, met een atithi of andere gast, met een die
behoeftig is, met kinderen, met ouden van dagen, met
zieken, met de dokter, met de naaste, met familieleden,
met vrienden, met moeder en vader, broer, vrouw,
doehter, zoon of ondergeschikten.
atpastvndhiyanh prtigrhruchirdjah
ambhsysmplveneev sh teneev mjjti Manu IV. 190
Er zijn drie soorten Brabmanen: (1) degenen die geen
brahmacarya beoefenen en geen waarheidszin
enzovoort bezitten, (2) de onontwikkelden, (3) degenen
die met hun religieuze invloed uitsluitend giften zitten
in te zamelen: zij verdrinken zichzelf in de oeeaan van
ellende door hun kwaadwilligheid, zoals een boot uit
steen gemaakt die zich op zee waagt. Zij verdrinken niet
aileen zichzelf, maar ook degenen die hen giften
schenken.
trisvpyeteshu danta hi vidhinapyrjit dhanm
daturbhvtynrthay prtradaturev cha  Manu IV. 193
Elk eerlijk verdiend geld dat aan de drie
bovengenoemde categorie wordt geschonken, ruineert
de gever in dit leven en de aannemer van de gift in het
volgend leven.
yatha plvenooplen nimjjtyudke tran
tatha nimjjtodstadgnoo datruprtichkoo Manu IV. 194                                                                                De domme gever en de domme aannemer van de gift
vervallen beide in ellende zoals iemand in een stenen
boot probeert een wateroppervlak te kruisen.
Karaktertrekken van bedriegers
drmdvji sda lubdschadbki lokdmbkah
veedalvrtiko geyo hirsh srvabhisndhkah  1
adhodrustineeskrtikah svarthsadnttprah
shto mityavinitsch bakvrtchro dvijah  2
Manu IV. 195, 196
Niemand moet vertrouwen stellen in bedriegers, noch
hen dienen. Dit zijn de karaktertrekken van bedriegers;
1. degenen die mets goeds doen, maar mensen oplichten
in naam van dhanna en godsvrucht; die altijd begerig
zijn; frauduleus; degenen die onder het gewone publiek
opsmjden over hun uitmuntendheid; degenen die
anderen schade berokkenen en een kwaadwillige aard
hebben; jagers naar populariteit; degenen die zowel met
goeden als met slechten omgaan. Deze zes moeten als
katachtigen beschouwd worden.
2. Degenen die altijd neerzien op anderen, teneinde een
reputatie te verwerven; de wraakzuchtigen, die altijd in
staat zijn een ander te vermoorden om een onbeduidend
letsel; de gewetenlozen; degenen die hun belangen
middels allerlei laagheden behartigen zoals oplichting,
misbruiken van in hun gesteld vertrouwen enzovoort;
degenen die nooit overtuigd kunnen worden en
ohstinaat (hardnekking) hun mening handhaven, hoe
verkeerd zij ook mogen zijn; degenen die zich valselijk
als nederig, tevreden en godsvruchtig voordoen. Zij zijn
als ooievaars; je mag hen niet vertrouwen of hen dienen.
[82]
drm shneeh saianchnuyad vlmikmiv puttikah
prlokshayarth srvbhutanypidyan  1
namutr hi sahayarth pita mata cha tisth
na putrdar na gatirdrmstisthti kevlah  2
mrut sharirmutsrjy kasthlostsm kshitoo
vimika bandva yanti drmstmnugchti  3
Manu IV. 238, 235, 240
eakah papani kurute fala bhudke mahajnah
bhokato viprmuchynte krta dosen lipyte  4
MahiibhiiIala, Udyoga, Prajiigara, boofdstuk 33. 42
ekah prjayte jnturek mev prliyte
eko nu budkte sukrutmek eva cha duskrutm  5
Manu IV. 240
I. De juiste gedragslijn voor mannen zoweI vrouwen is
langzaam en regeimatig deugden aan te Ieren omwille
van de na-wereldlijke zegen zonder enig wezen pijn te
doen, precies zoals de witte rnier zijn nest bouwt.
2. Daar noch moeder, vader, zoon, vrouw of naaste enig
hulp kunnen bieden in het volgende leven. Het is alleen
de deugd (dharma) die daar kan helpen.
3. Let weI. Een levend wezen komt alleen op deze
wereld en gaat alleen bier vandaan. Hij alleen plukt de
vruchten van zijn deugden of draagt het leed van zijn
ondeugden (adharma).
4. Het is belangrijk te weten dal, indien een man op een
onrechtmatige manier aan geld komI, alle leden van zijn
gezin biervan genieten. Maar de straf voor de zonden
wordt niet door de genieters geleden, maar door hem
aIleen.
5. Als iemand komt te sterven Iaten zijn naasten zijn
Iichaam gelijk een kluit aarde op de begraafplaats achter
en verlaten hem. Niemand vergezeIt hem. De deugd is
dan zijn enige geleider.
tsmadhrm shayarth nity snicnuyachneeh
gmmren hi shayen tmstrti sustrm  1
drmprdhan purus tpsa htkilibsm
prlok nytyashu basvnt khasririnm 2
Manu IV. 242-243
1. Daarom moet de mens langzaam en zeker deugd
verzamelen voor de welvaart in het volgend leven.
AIleen door deugd kan iemand met succes de meest
onoverkruisbare oceaan van ellende kruisen.
2. Degene die zich aan de deugd vasthoudt en wiens
zondige neigingen door middel van rechtvaardig gedrag
verwijderd zijn, zal snel door de deugd geleid worden
naar de volgende wereld, dewelke is God.
dudkari mrudurdanth kurachareersivsn
ahisro dmdanabya jyetsvrg ttha vrtah  1
vaccrtha niytah srve vadmula vagninihsrutah
ta tu yah stenyedvaca sa srvsteykruneerah  2
acharllbhte hamyuracharadipistah prjah
acharadnmksyymacharo hntylksnam  3
Manu IV. 246, 256,156
1. Sterk in zijn handelingen, teder van aard, controleur
van zijn zionen, vermijder van het gezelschap van de
geweldenaars, wreedaardigen en ondeugdelijken. Zulk
een deugdelijk mens is geschikt voor het verkrijgen van
zegen door zijn lusten te beteugelen, kennis te
verspreiden enzovoort.
2. Men moet echter ook in aanmerking nemen dat
degene die diefstal middels de tong pleegt (Iiegt) de
schuld op zich draagt van aIle diefstal en zonden; daar
alle zaken met de tong behandeld worden, aIle dingen
de tong tot basis hebben en aIle uitspraken met de tong
gedaan worden.
3. Daarom bereikt degene, die zich afhoudt van valsheid
en andere ondeugden, brahmacarya beoefent, zelfcontrole
en andere deugden tot de zijne maakt, de volle
leeftijd, een goede kroost en onverwoestbare weelde.
Men volge het voorbeeld van hen die, door
[83]
hun rechtvaardig gedrag, alle ondeugdelijke neigingen
hebben geelirnineerd.
duracharo hi purusho loke bvti ninditah
dukhbhagi cha stata vyadhitolpayutev cha
Manu IV. 157
Elkeen die in deze wereld ondeugdelijk is, wordt
gerninacht in het gezelschap van goede mensen, lijdt
pijn, is steeds ziek en leeft ruet lang.
ydtprvish krm ttdhtnen vrjtet
yddatmvsh syat ttsevet ytntah  1
srv prvsh duhka srvmatmvsh sukm
atdikhatsmasen lksan sukhdukyo  2 Manu IV. 159,160
1. Iemand moet alle handetingen die hem afbankelijk
van anderen maken laten varen en moet proberen aileen
die dingen te doen die bevorderlijk kunnen zijn voor
zijn onafbankelijkheid.
2. Daar alles wat afhankelijkheid is, aileen ellende is en
alles waar onafhankelijkheid is alleen geluk is. Dit is de
kortste vorm om ellende en geluk te beschrijven.
Maar de handetingen die gebaseerd zijn op
wederzijdse afhankelijkheid, moeten noodzakelijk
verricht worden. Neem bijvoorbeeld de wederzijdse
relatie tussen de plichten van de echtgenoot en
echtgenote. Zij mogen nooit ontrouw of vijandig tegen
mekaar zijn. De echtgenote moet alle hnishoudelijke
zaken volgens de instructies van de echtgenoot afdoen.
Alle buitenhuiselijke zaken moeten in handen van de
echtgenoot zijn. Zij moeten mekaar helpen in het
weerstaan van verleiding. Zij moeten zich goed
realiseren dat bij het huwelijk de echtgenote als het
ware aan de echtgenoot verkocht is en de echtgenoot
aan de echtgenote. AI hun gemoedsaandoeningen,
sentimenten, geheel hun lichaam van het hoofd tot de
voeten, het zaad enzovoort zijn ter beschikking van
elkaar. Zij mogen niets tegen elkaars wil doen. Van aile
onplezierige daden zijn de meest pijnJijke overspel en
prostitutie. Elke echtgenote zijt tevreden met haar
echtgenoot en elke echtgenoot met zijn echtgenote. In
de brahmana-varna moeten mannen aan jongens en
vrouwen aan meisjes onderwijs geven. Zij moeten
kenni. verspreiden door prediken, lezingen en
aIlerhande andere middelen. De echtgenoot is het
voorwerp van aanbidding van de echtgenote en de
echtgenote dat van de echtgenoot.
Zo lang de jongens en meisjes in het seminarie
(gurukula) verblijven moeten zij hun leraren als hun
ouders behandelen en de leraren de leerlingen als hun
eigen kinderen. Hier volgen dan de kwaliteiten die
vrouwelijke zowel mannelijke leraren moeten bezitten:
atmgyan smarmbstitiksha drmnityta
yamrtha napkrsnti sa vee pdidt uchyte  1
nishevte prstani niditani na sevte
anastikah shddan attpditlksnam  2
kshipr vijanati chir srnoti vigyat chart bhjte na kamat
nasmpsto hapyukte prarte tatprgan prtham panditsya  3
naprapymbhivacghnti nast nechnti shochitum
aptsu cha na muhanti nrah panditbudhyah  4
prvrtvak chitkth uhvan prtibhanvan
ashu grnthsy vkta cha yah sa pandit uchyte  5
shutn prganugan yasy prgya cheev shrutanuga
aisbhinarymryadah panditakhya lbet sah 6
Al deze tekslen zijnuil de Mahabarata Udyogaparva, Vidura
prajagara, boofstuk 33 (15, 16, 22, 23, 28, 29).
Uitleg: 1. Benpandita/ pandita (geleerde man/
vrouw) is degene die zichzelf kent; nooit leeg zit; niet
beinvloed wordt
[84]
door plezier, leed, verlies, wins!, eer, minachting,
lofprijzing en kwaadsprekerij; die steeds deugdelijk is
en wiens gedschten nooit worden in beslag genomen
door wellust.
2. De plichten van eenpandita/pandita bestaan uit:
altijd rechtvaardig handelen; vermijden van
ondeugdelijke handelingen: nooit minachtend spreken
over God of de Veds’s en zich oprecht gedragen; sterk
vertrouwen hebben in God enzovoort.
3. De eerste kenmerken van een pandita/pandita zijn
de volgende: degene die direct een moeilijk onderwerp
uitkiest; degene die de geschriften geruime tijd
bestudeerd, gehoord en doorgegeven heeft en zijn
kennis aanwendt voor het welzijn van anderen; die niets
uit zelfulchtigheid doet en nooit ongevraagd of bij niet
geschikte gelegenheden zijn mening te kennen geeft.
Zulk een persoon mag als een pandita/pandita erkend
worden.
4. Alleen hij lzij is een wijze pandita/pandita  die nooit
een niet te verkrijgen iets zoeld; die nooit klaagtover
het verlies van iets; die zijn tegenwoordigheid van geest
niet verliest op kritieke ogenblikken.
5. Een pandit/pandit is degene die in staat is alle
onderwerpen te behandelen; die de heilige schrift kan
uitleggen; die een scherp intellect bezit en die
schriftuurlijke onjuistheden kan weerleggen.
6. Die persoon is waardig pandit/pandit genoemd te
worden wiens lwier intellect in overeenstemming is met
zijnlhaar opgedane kennis en wiens/wier kennis
overeenstemt met zijnlhaar kunnen (d.w.z. wiens/wier
redeneringen overeenkomen met de feiten) en die nooit
de grenzen van de leefwijze van een Arya (een
gecultiveerd menselijk wezen) te buiten gaan.                                           Karaktertrekken van een dwaas die niet mag lezen of
lesgeven:
ashutsch smunndo dridrsch mhamnah
arthaschakrmna prpsurmud etyuchyte budheeh
anahutah prvishti smapusto bhu baste
avisvste visvsiti mudchete nradhmah
Ook deze teksten komen uit de Mahabharata, Udyoga Parva,
Vidura -prajagara(boofdstuk 33: 30,36).
Uitleg: De wijzen noemen hem een dwaas die geen
enkel geschrift gelezen of gehoord heeft; die uiterst
eigenwijs is; die grote projecten op stapel zet zonder de
nodige middelen daartoe te hebben; die iets verlangt te
bereiken zonder enig moeite.
2. Die man is een dwaas die zonder uitnodiging naar
een vergadering of iemands huis gaat; die plaats neemt
op em voor hem te verheven zetel; die op een
vergadering begint te spreken zonder daartoe
toestemming te hebben en; die vertrouwen stelt in een
onbetrouwbare ding of persoon.
Waar er leraren, predikers en ouderen zijn met
deze karaktertrekken nemen domheiel, omechtvaardigheiel,
vulgariteit, twist, tegenstand en vijandelijkheid
meer en meer toe en vermenigvuldigt het leed zich.
De gebreken van scholieren:
alsya mdmohoo cha chaplyan gostrev cha
stbdta chabhimanitv thayagitvmev cha
ete va ast dosha syuh sda vidharthina mtah
sukharthin kuto nidha kuto nidharthinah sukham
sukharthi va tyjedidha vidharthi va tyjetsukm
Deze teksten komen ook uit Mahabharata, Udyogaparva, Vidura-prajagara
boofdstuk 40: 5, 6)
[85]
Uitleg: I. Dit zijn de acht gebreken die in studenten
kunnen voorkomen: luiheid, d. w.z. loomheid van lichasm
en gedachten; drankmisbruik; prikkelbaarheid;
geroddel; de studie onderbreken; eigenwijsheid; gebrek
aan erkentelijkheid; niet welwillend zijn. Deze
studenten zullen nooit kennis verwerven.
2. Hoe kan een pleziermaker leren en hoe kan een
student tegelijk pleziermaker zijn? Ben pleziermaker
moet maar niet studeren en een student mag er zelfs niet
aan denken plezier te maken.
stye rtana stat dantanamudrvtetsam
brmachry dhedrjn srvpapanyupaditm  1
AIleen degenen die zich altijd met rechtvaardige
handelingen bezig houden, controle over hun zinnen
hebben en nooit hun zaad vermorsen, lijden een goed en
waarnchtig brahmacarya leven en kunnen veel kennis
opdoen.
Daarom moeten de leraren en de leerlingen goede
gewoonten aanleren. De leraren moeten proberen hun
leerlingen altijd waarnchtig te doen zijn in woorden,
gedachten en daden. Hun cultureel te vormen,
zelfbeheersing, gemanierdheid, lichamelijke en morele
sterkte aan te leren, hen goed op de hoogte te doen zijn
van de Veda’s en andere geschriften. De studenten
moeten zelfbeheersing bezitten, kalm zijn, trouw zijn
aan hun leraren, nadenkend en vlijtig zijn. Zij moeten
trachten volmaakte kennis, volle leeftijd, onvermengde
deugd en werldust te verwerven.
Dit zijn de plichten van de Brahmanen: studeren
en onderwijzen; yajna’s of offers uitvoeren en
organiseren; giften geven en ontvangen, enzovoort. De
plichten van de yajna’s zullen in het hoofdstuk over
het bestuur genoemd worden.
Dit zijn de plichten van de Vaisyas: met beleving
van brahmacarya kennis van de Veda’s opdoen;
aanleren van de talen van verschillende landen en alle
beginselen van de handel; kenni. opdoen van de prijzen
van producten, en die verkopen en kopen; naar het
bnitenland reizen; acties ondernemen om winst te
verwerven; een veestapel houden en landbouw met
intelligentie uitoofenen en organiseren; kapitaal vermeerderen
en clat ook besteden voor het propageren van
onderwijs en dharma – godsvrucht; eerlijk en waarheidsgetrouw
zijn in aile handelingen; aile dingen
zodanig onderhouden clat zij niet vernietigd worden.
De Sudra’s mooten good getraind worden voor
aile diensten en de kookkunst aanleren. Zij mooten aile
wedergeborenen trouw dienen. Door dienen mooten zij
hun clagelijks brood verdienen. Het is de plicht van de
wedergeborenen de Siidra’s van voedsel, kleding, verblijf
en alle huwelijksbenodigdheden te voorzien. Of zij
mooten hen een maandelijkse salaris uitbetalen.
Onder de vier varna’s moet er wederzijdse
genegenheid, zorg voor het welzijn van anderen,
gelukkige relaties, medeleven bij vreugde en verdriet,
winst of verlies bestaan. De mensen mooten met een
gedachte bezield zijn en zich wijden aan het welzijn van
de staat en de bevolking (burgers).
De echtgenoot en de echtgenote mogen nooit
gescheiden van mekaar leven.
pan durjnsansrgh ptya cha virhotnm
svpnonygehvasch narisndusnani shat Manu IX. 13
De volgende zes ondeugden bederven de vrouw, en ook
de man: het Ifebruik: van alcohol of andere dranken
zoals bhanga; het gezelschap van booswichten;
scheiding van de echtgenoot; doelloos bier en claar
rondlopen onder het voorwendsel op zoek te zijn naar
asceten, enzovoort; slapen en wonen in het huis van een
andere man dan de echtgenoot.
Een scheiding lussen echtgenoot en echtgenote
kan slechts in twee gevallen: wanneer de echtgenoot op
[86)
zakenreis uitgaat of als hij gestorven is. In het eerste
geval is het raadzaam dat de echtgenoot zijn echtgenote
meeneemt op zijn zakenreis op grond van het principe
dat er geen lange scheiding mag bestaan tussen de
echtgenoten.
Vraag: zijn meerdere huwelijken toegestaan aan
de vrouw of de man?
Antwoord: uiet tegelijkertijd.
Vraag: zijn meerdere huwelijken dan toegestaan
op verschillende tijden?
Antwoord: Ja, bijvoorbeeld:
ya stri tvkshtyonih syad gatprtyagtapi va
poonrbven brtraa sa punah siskarmrhti Manu IX.176
Een vrouw of man, wier/wiens huwelijk slechts
uit rituele overweging plaats yond mag weder in het
huwelijk treden met een andere man of vrouw, mits er
geen seksuele omgang met de andere partij heeft plaats
gevonden. Aan Brahmanen,Ksatriya’s en Vaisya’s is
hertrouwen Diet toegestaan als zij reeds seksuele
omgang met de andere partij hebben gehad.
Vraag: welke nadelen heeft het hertrouwen?
Antwoord:1. Afname van de lief de tussen man
en vrouw, als ze naar believen de andere partij kunnen
verlaten en met een ander in het huwelijk treden.
2. Wanneer de man of de vrouw na de dood van
de andere partij met een ander persoon huwt zou hij of
zij de bezittingen van de vorige vrouw of man kunnen
verwaarlozen, wat kan leiden tot onenigheid tussen deze
families.
3. Verscheidene goede families zouden ten onder
kunnen gaan en hun bezittingen zouden hier en daar
verspreid geraken.
4. Verbreking van de huwelijkseed van trouw aan
de echtgenoot of echtgenote. Om deze redenen is
hertrouwen of polygamie Diet toegestaan aan de
wedergeborenen.
Vraag: het Diet kunnen voortbrengen van
kinderen kan ook leiden tot de ondergang van de
familie. Verder zijn de man of vrouw gauw geneigd
zich op slechte wegen zoals overspel, abortus opwekken
enzovoort te begeven. Daarom zou het hertrouwen
toegestaan moeten worden.
Antwoord: nee, nee. Indien de vrouw of man een
echt brahmacarya-leven willen lijden, is daar Diets loos.
Het gezin kan even goed doorgaan door het adopteren
van een kind van een van de familieleden. Overspel kan
in dat geval niet voorkomen. Maar indien zij Diet in
staat zijn hun seksuele lusten te onderdrukken, kunnen
zij kinderen voorthrengen door rniddel van niyoga.
Vraag: wat is het verschil tussen hertrouwen en
niyogta?
Antwoord: 1. Bij hertrouwen verlaat de vrouw
haar ouderlijk huis en gaat zij naar het huis van de
Dieuwe echtgenoot. Zij heeft dan ook geen geregeld
contact met haar ouderlijk huis. In het geval van niyoga
blijft de weduwe in het huis van haar overleden echtgenootwonen.
2. In het geval van hertrouwen behoren de
kinderen die uit de weduwe geboren worden aan de
Dieuwe echtgenoot en erven zij zijn bezittingen. In het
geval van niyoga worden de kinderen die uit de weduwe
geboren worden Diet beschouwd als kinderen van de
verwekker of te behoren tot de farnilie van de
verwekker; hij heeft ook geen enkel recht op hen. Zij
worden als kinderen van de overleden echtgenoot
beschouwd, erven al zijn bezittingen en wonen in zijn
huis.
3. In geval van hertrouwen worden wederzijds
dienen en steunen onder de plichten van de gehuwden
gerekend. In geval van niyoga bestaan dergelijke
verplichtingen Diet.
[87]
4. De relatie tussen het echtpaar bestaat tot de
dood in geval van hertrouwen. In het geval van niyoga
eindigt de relatie zodra de bevruchting heeft plaats
gevonden.
5. In het geval van hertrouwen moet het paar zich
steeds bezighouden met het opbouwen van hun
gemeenschappelijk huis. In het geval van niyoga blijven
de man en de vrouw in hun respectievelijke woningen
leven.
Vraag: Niyoga lijkt me toch zondig te zijn.
Antwoord: Als U niyoga als een zonde
beschouwt, waarom heeft U dan niet het zelfde oordeel
over het huwelijk? In feite wordt de gelegenheid tot
zondigen geschapen door niyoga te verbieden. Degenen
die zelfbeheersing bezitten zullen misschien geheel van
een huwelijk of niyoga afzien, maar degenen die dat
niet bezitten, moeten in het huwelijk treden en hen moet
toegestaan worden in noodgevallen niyoga te plegen.
Dit zal de kans op overspel verminderen en het
voortbrengen van goede kinderen komt de
bevolkingsaanwas ten goede. Verder zal hierdoor
abortus niet voorkomen. Het huwelijk en ook m’yoga
voorkomen overspel tussen achtergestelde personen en
vrouwen uit hoge families, of tussen prostituees en
mannen van respectabele positie, ontering van
respectabele families, overschrijding van de grenzen,
geestelijk leed bij mannen of vrouwen enzovoort.
Daarom moet niyoga toegestaan worden. Dergelijke
situaties zijn bekend uit de geschiedenis: Kunti en
Madri, de koninginnen van koning Pandu, deden
niyoga, en toen de broers van Vyasa, Chitrailgada en
Vicitravtrya, kwamen te sterven, kreeg hij kinderen met
hun vrouwen: Dhrtarastra uit Ambika, Pandu) uit
Ambalikaen Vidura uit Dasi.
Zoals een auras-zoon, d.i. de zoon geboren uit de
huwelijksband het recht heeft tot het erven van zijn
vaders bezittingen, heeft de ksetraja, d.i. de zoon
geboren uit de niyoga-band, het recht tot erven van de
bezittingen van de overleden echtgenoot van de moeder.
De man zowel als de vrouw dieoen zich goed te
realiseren dat hun geslachtsorganen zeer kostbare
bezittingen zijn. Het is nitermate dwaas het zaad te
vermorsen door seksuele gemeenschap te hebben met
een andere vrouw of prostituee, of met de echtgenoot
van een andere vrouw. Geeo enkel land- of tuinbouwer
is ooit zo dwaas zijn zaad nit te strooieo in de tuin die
niet aan hem toebehoort. Als zuIk eenvoudig zaad met
zuIk een voorzorg geplant wordt, is zeker de grootste
dwaas degeoe die het belangrijke zaad, dat eens mens
moet worden in een daarvoor niet bestemde plaats stort,
daar dit zaad hem dan geeo vruchten zaI afwerpen. In de
Brahmana’s lezeo atma vee jayte putrah of, het is het
innerlijk zelf dat geboren wordt in de vorm van een kind
(zoon of dochter).
angadngatsmbvsi srdyaddhijayse
atmasi putr ma mruthah sa jiv shardah shatam
Samaveda, Chandogya Mantra-Brahmana I. 5, 17-18
‘O mijn zoonldochter, gij zijt mijzelf, daar gij geboren
zijt nit elk deel van mij, nit mijn zaad en nit mijn hart.
Sterf niet voor mij en leef volle volle honderd jaar.’
Het is de meest verschrikkelijke zonde om in een
prostituee het zaad te storten of in een oprechte vrouw
het storten van .Iecht zaad toe te staan, daar door het
storten van goed zaad in goede vrouwen aile wijzen en
grote mannen geboren worden.
Vraag: Waarom eigenIijk het huwelijk? Is het
niet zichzelf nodeloos bindeo en grote moeilijkhedeo
scheppen? Waarom zouden een man en een vrouw niet
met mekaar kunnen leven zolang er wederzijds
genegenheid bestaat eo mekaar verlaten Wanneer de
liefde voor eIkaar is gaan tanen?
Antwoord: Dit is de manier van beesten en
vogel., niet van menseo. Als er geen huwelijk tussen de
mensen bestond, zou aI het mooie nit het gezinsleven
verdwijnen. Niemand zou de andere dienen, overspel
[88]
zou toenemen en de mensen zouden vroeg sterven
vanwege ziekten en gebrek aan kracht Vrees en
schaamte zouden er niet bij de mensen bestaan. De
ouden van dagen zouden verwaarloosd worden. De
toename van overspel, ziekten, zwakte en vroegtijdige
sterfte zou een eind maken aan familie op familie. Er
zou geen eigendoms- of erfrecht bestaan en niemand
zou langdurig in het bezit van iets kunnen blijven. AI
deze nadelen in aanmerking genomen lijkt de instelling
van het huwelijk loch het beste.
Vraag: In geval van huwelijk kan een man slechts
een vrouw hebben en een vrouw slechts een man.
Indien de echtgenote zwanger of ziek is of indien de
echtgenoot een chronische of ongeneeslijke ziekte lijdt,
wat zou er moeten gebeuren als zij beiden jeugdig zijn
en hun seksuele lusten niet kunnen beteugelen?
Antwoord: Het antwoord op deze vraag hebben
wij reeds gegeven bij het onderwerp niyoga. Indien de
echtgenote zwanger is en de echtgenoot niet in staat is
zich gedurende een jaar te beheersen moeten zij niyoga
uitoefenen en kinderen voortbrengen voor hun
respectievelijke gezinnen. Zij moeten echter in geen
geval hun toevlucht zoeken bij prostitutie.
Het is de plicht van aile mensen zich naar hun
beste kunnen in te spannen om hetgeen zij niet bezitten
te verdienen, het verdiende te sparen, het gespaarde te
vermenigvuldigen en het vermenigvuldigde te besteden
aan het welzijn van het land. Zij moeten stipt de
plichten van respectievelijke varna’s en Mrama’s
naleven en hun licbaam, gedachten en rijkdommen
inzetten voor het welzijn van anderen. Voor moeder,
vader, schoonmoeder en scboonvader moet teder
gezorgd worden. Vrienden, buren, gezagsdragers,
geleerden, doktoren en beren over bet algemeen moeten
met genegenbeid en lief de bebandeld worden.
Tegenover boosdoeners moet men voorzichtig zijn maar
er moeten aile pogingen in het werk worden gesteld hen
te verbeteren en hen mag nooit een kwaad hart worden
toegedragen. Voor zover mogelijk maeten de kinderen
met liefde worden opgebracht en aile beschikbare
middelen maeten aangewend worden om hen goed
onderwijs te doen genieten. Verder maet elkeen voor
eigen zaligheid trachten een beeldig leven te leiden. Dit
is de etrigste weg om tot het hoogste geluk te geraken.
Aan teksten als de volgende mag men geen gevolg
geven:
ptitopi divjh sherstho na cha shudro jitendrayah
nirdugdha chapi gooh pujya na cha dugdhvti kri  1
asvalmb gvalmb snyas plpeetrikam
devrach sutotpti kloo panch vivrjyet  2
naste murte prvrjite klibe cha ptite ptoo
panchvaptsu narina prirny vidhiyte  3
Uit een vals leerhoek, genaamdd Parasari
1. Kan er groter vooroordeel, grater onrecht of
grater misdaad bestaan dan een slecht brahmaan goed te
naemen en een goede 8iidra achtergesteld (laag) te
achten? Wordt een ezetin triet even hoog gewaardeerd
door een vrachtdrager als een melkgevende of nietmelkgevende
koe door een kaeienherder? Deze
vergelijking haeft triet eens gemaakt te worden daar een
kae en een ezetin verschillend zijn, terwijl een
brahmaan en een ezelin beiden mensen zijn. AIs U
daartegen opwerpt dat zij beiden dieren zijn en de
vergelijking daarom juist is, kan daar tegenover gesteld
worden dat de zin echter dwaas is. Geleerden
accepteren zuJke teksten nooit.
2. Daar paarden- en koeienoffers triet taegestaan
zijn door de Veda’s, is het zinloos nog te zeggen dat zij
niet toegestaan zijn in de kaliyuga. Indien U vasthoudt
aan hun verbod in dekaliyuga houdt dit in dat zij in de
treta  en andere yuga’s wei waren toegestaan. Hoe
konden zulke slechtheden toegestaan zijn in zulke
goode tijden. Sannyiisa wordt door de Veda’s
toegestaan. Het is daarom absurd dit in de kaliyuga te
verbieden. Vlees eten is in aile perioden en ten aile tijde
verboden. Als zelfs het voortbrengen van kinderen met
een devara of een secundaire echtgenoot door de Veda’s
is toegestaan, waarom verkondigen de schrijvers van
zulke teksten dan zulke nonsens?
3. Als een vrouw hertrouwt terwijl haar
echtgenoot in het buitenland vertoeft en onvindbaar is,
wiens vrouw zal zij moeten zijn als de eerste echtgenoot
[89]
terugkeert? Indien U zegt ‘van de eerste echtgenoot’ is
dat juist; maar dat is niet de zienswijze van de Parasari.
Bestaan er slechts vijf noodgevallen voor de vrouw?
Zijn ziekte en disharmonie in huis dan geen
noodgevailen? Daarom mooten zulke teksten nooit
aangenomen worden.
Vraag: Neemt U de gezegden van de WlJze
Parasara dan niet aan?
Antwoord: Wie de persoon ook moge zijn, hij is
niet acceptabel zodra hij anti-vedisch gezind is. Daarbij
komt dat Piirasara deze teksten niet zelf gernaakt heeft.
Deze lui schrijven boeken onder de namen van Brahmif,
Vasistha, Rama, Siva, Devi enzovoort, opdat het
publiek hen makkelijk kan aannemen. Zij leven dan een
lekker en lui leventje. Hun boeken moeten daarom ook
als dwaalleer beschouwd worden.
Met uitzondering van enkele erkende teksten is de enige
betrouwbare vedische Smriti de Manusmriti.
Vraag: Is het gezinsleven (grihastha asrama) het
hoogste of het laagste?
Antwoord: De plicbten in aanmerking genomen
is iedere asnHIJa op zijn eigen mamer bet boogste.
yatha nadindah sarve sagre yanti snsthtim
tatheevashrminah sarve gruhste yanti sisthtim  1
yatha vayu smashity vrtnte srvjntvah
tatha gruhsthmashrty vrtnte srv ashrmah  2
yasmatrryopyashrmino danenatren chanvham                                                  gruhstheneev dharyynte tasmajjyethasrmo grhi  3                                                                                                      sa sandharya prytnen svrgmshaymichta
suka chehetchta nity yodharyo durblendryeeh 4
Manu VI, 90; Manu III, 77-79
1. ZoaIs rivieren en beekjes, alvorens zij de
oceaan bereiken, bier en daar stromen zonder enig
fundament, is bet gezinsleven (grihastha asrama) de
basis van alle andere asrama’s. 2. Zij kunnen niet tot
ontplooiing komen zonder de steun van bet
gezinsboofd, zoals ook de lucbt aan aJles leven geeft. 3.
Het zijn de gezinsboofden die in de dagelijkse
beboeften van de brahmacarin’s (studenten),
vanaprasthin’s kluizenaars) en sannyasin’s (asceten)
voorzien. Daarom is gezinsleven (grihastba asrrama) bet
boogste asrama. 4. Daarom moet elkeen die wereldlijke
welvaart en na-wereldlijke zegen verlangt, tracbten een
gezin te vormen. De plicbten van een gezinsboofd
kunnen niet vervuJd worden door zwakkelingen en
lafaards. Daarom moet de competentie om gezinsboofd
te worden eerst worden verkregen.
AI betgeen in de wereld plaatsvindt Krijgt steun
nit bet gezinsleven. AIs er geen gezinsboofden badden
bestaan om kinderen te verwekken, waar vandaan
zouden dan de brahmacarin ‘s, Vanprasthin’s en
sannyasin’s komen. Degene die bet gezinsleven
veroordeelt is zelfs veroordeelbaar. Degene die
apprecieert is eveneens te apprecieren. Het gezinsleven
is ecbter aJleen dan gelukkig wanneer de ecbtgenoot en
de echtgenote goed ontwikkeld, werkzaam en goed op
de hoogte van de levensproblemen zijn. Daarom zijn
brahmacarya en een svayamvara huwelijk zeer
bevorderlijk voor een gelukkig gezinsleven.
In dit hoofdstuk hebben wij in het kort behandeld
de samiivartfana, het huwelijk en het gezinsleven. Voor
meer details kan men de Veda’s, de andere ware
geschriften en de Manusmriti lezen. In bet nu volgende
hoofdstuk zullen wij het hebben over vanaprastha en
sanoyasa.
Dit is het einde van het vierde hoofdstuk
van de Satyarthaprakasa
van Swami Dayananda Saraswati
over het onderwerp ‘terugkeer thuis’.