Hoofdstuk 3

Opvoeding van kinderen
Metboden van studie en onderwijs
In dit derde boofdstuk schrijven wij over de methode
van studie en onderwijs. Ret is de bijzondere
vetplicbting voor de moeder, de vader, de leermeester
en familieleden bun kinderen te sieren met een goede
ontwikkeling, vorming, kwaliteiten, handelingen en
gewoonten. De -atma- ziel van een mens zal nooit
gesierd worden door bet dragen van sieraden van goud,
zilver, edelstenen, parels, koralen enzovoort. Omdst bet
dragen van sieraden aileen maar leidt tot verwaandheid,
overgevoeligbeid, vrees voor dieven en soms ook tot de
dood. Ret komt in de wereld zo vaak voor dat kinderen
de dood vinden door de hand van boosdoeners, omwille
van bun sieraden.
vidyavilasmasho ghartishillshiksha;
satyavarta rahitmanmlaprhara: I
sansaar: khadlelen shubhushita ye,
danya nra vihitkarmpropkaara: “
Gezegend zijn de Mannen en vrouwen wier gedachten
steeds gewijd zijn aan het verwerven van kennis, die
zich goede gewoonten hebben gevormd, die altijd de
principes van waaracbtigbeid volgen, die vrij zijn van
onzedelijkheid en onreinheid, die de onreinheid van
anderen verwijderen, die zicb sieren door bet verzacbten
van bet Iijden van de medemens door goede adviezen en
opvoeding, en die zich wijden aan het welzijn van
anderen door het volgen van de beginselen van de
Veda’s. Zonder deze kan niemand ooit eerbaar zijn.
Daarom moeten de kinderen zodra zij de vijf of
achtjarige leeftijd hebben bereikt, naar scbool gezonden
60 HOOFDSTUK 3
worden, de jongens naar jongensscholen en de meisjes
naar meisjesscholen. Zij moeten niet toevertrouwd worden
aan slechtgeaarde leraren of leraressen. Alleen aan
rechtgeaarde personen za1 de taak van opvoeding,
opgedragen moeten worden. De wedergeborenen
moeten thuis de heilige koord-ceremonie (yajfiopavita)
doen voor hun zonen en een gelijkaardige ceremonie
voor hun dochters en hen dan zenden naar de
Bcaryakula, dat wil zeggen naar hun respectievelijke
scholen.
Het scholencomplex dient op een afgelegen,
rustige plaats te liggen en jongens- en meisjesscholen
moeten ongeveer zes kilometer van elkaar verwijderd
zijn. De leraren, bedienden en schoonmaakpersoneel
zulIen alleen vrouwen moeten zijn in meisjesscholen en
aileen mannen in jongensscholen. Geen enkele jongen
vanaf vijf jaar zal een meisjesschool mogen bezoeken
noch een meisje van gelijke leeftijd een jongensschool.
Dit betekent dat zolang zij niet gehuwd zijn (brahmacarien
brahmacaripi zijn), zij zich zulIen moeten onthouden
van het volgende: kijken naar personen van de andere
sekse, persoonlijk contact, intieme ontmoetingen,
conversatie, het vertellen van liefdesverhalen, seksueel
verkeer, contact hebben met seksueel prikkelende
voorwerpen of gezelschap. De leraren moeten hen ook
afhouden van bovengenoemde dingen zodat hun geluk
moge toenemen door zuivere opvoeding, goede
manieren en kracht van lichaam en ziel. Steden of
dotpen zu1Ien minstens twaalf kilometers van de
scholen verwijderd moeten zijn.
Alle leerlingen moeten uniform gekleed zijn en
op uniforme bedden slapen, ongeacht of zij prinsen of
prinsessen zijn of uit arme families komen. Zij moeten
[33]
allen een ascetisch leven leiden. De ouders mogen de
kinderen niet bezoeken en de kinderen de ouders niet,
en ze zullen ook niet naar mekaar schrijven, zodat zij
geheel vrij kunnen zijn van wereldse beslommeringen
en zich geheel aan hun studie kunnen wijden. Wanneer
zij uit wandelen gaan moeten zij steeds vergezeld zijn
van hun leraren zodat zij niets kwaads kunnen doen of
lui zijn. Verder moeten de leerlingen geleerd worden
zich gezond te voeden, goed te kleden, op de juiste
manier te zitten, te staan, te spreken, en om te gaan met
ouderen en jongeren.
kanyana sumperdan ch kumarana ch rakshnam II Manusmjiti”
De betekenis hiervan is dat er een wet bestaat vanwege
de staat of een regel van de gemeenschap dat niemand
zijn zoon of dochter hoven de leeftijd van
respectievelijk vijf of acht jaar thuis mag houden. Zij
moeten hen naar school zenden. En als zij dat niet doen,
zijn zij strafbaar.
De kinderen moeten de heilige koord-ceremonies
eerst thuis ondergaan en daarna voor de tweede maal op
school. De vader, moeder of leraar moeten hun jongens
en meisjes de Gayatri-mantra, met de betekenis
daarvan, leren. Deze mantra luidt als voIgt:
Aum bhur-bhuvah svah tat savitur Varenyam  bhargodevasya
dhImahi dhiyo yo nah pracodayat46.
Het eerste woord van deze mantra is AUM. Dit is reeds
uitgelegd in het eerste hoofdstuk. De lezer wordt
daarnaar verwezen. Hiervan geven wij in het kort de
uitleg van drie uilerst belangrijke zinsneden: bhuriti
ve pran: I y: pranyati chracher jagat s bhu svaymbhurishwar:
De lettergreep bhuh) die letterlijk ‘adem’ betekent, staat
hier voor degene die de basis is van aile leven in het
heclal, belangrijker dan de adem zelf en zelfbestaand,
Hij is de ParamatmA. bhuvrityepan: | ye: sarv
dukhmpanyati sopan: I Bhuvah is de naam van God
daar Hij vrij is van alle Ieed en contact met Hem de
zielen bevrijdt van aile zorgen. savriti vyan: I yoh
vividh jagad vyanvati wapnot: I Svah is de
naam van God daar hij het heelal doordringt en allen
onderhoudt. Deze drie citaten zijn ontleend aan de
Taittiriya Aranyaka.
De betekenis van Gayatri mantra: (ssvituh) ye:
sunotupyadyati sarv jgad s savita tasya; Hij die de
schepper en energieschenkende is van het Heelal
(devasya). yoh: divyati divyete va s dev:; Paramatma
die de schenker van alle geluk is en vatumrham, wiens
nabijheid door allen gezocht wordt (varenyam). De
geheel aanvaardbare, de verhevenste, (bhargah) de reine
en reiniger, de levende God (tat), laat ons de realisatie
van die God (dhimahi) dharemahi stevig vasthouden. Zodat
(yah) die God (nah) onze (dhiyah) mentale gebreken
richting moge (pracodayatl) geven. Dit betekent: moge
God ons bevrijden van slechte daden en ons leiden tot
het plegen van goede daden.
he parmeshvar ! he sachidanandanantsavrup ! he
nityesudhbudhmukhtsavbhav ! he karpanidhe! he nyaekaarin ! he aj
niranjan nirvikaar ! he sarvantayamin ! he sarvadhar sarvjagtipit: I
he sakaljagadutpadak ! he anade ! he vishvambhar !
he saryapin ! he krunamart-varidhe ! savitudarveshye tav yedo
bhubhruv: savvardeye bargoshit tedeyeh dhimhi ddimahi deremahi
dyeyam va | kasme parrojnaretraha | he bhagwan ! yeh: savita dev: parmeshvero s bhvan samak dhiye: parchodyaat s
avasmaak pujye upasniye isthdevo bahvtu natonye bahvtulye bahvtodhik ch khcyti kdachinmnyamhe I
O Mensen! Almachtige God, Vetpetsoonlijking
van waarbeid, intellect en zegen, eeuwig rein, eeuwigwijze
en eeuwig-vrije, ongeschapene, niet vennengde
en onveranderlijke, in allen zijnde, basis van alles, God
van het heelal, schepper van de hele wereld, beginloze,
onderhouder van allen, aldoordringende,
vergifIenisvolle, mogen wij Uw goedertierenheid
realiseren en vasthouden. Het doel van ons bidden tot
God is dat Hij, in onze ziel zijnde, ons moge behoeden
van slechte daden en slechte wegen en ons moge leiden
naar het pad van de gerecbtigheid Laat ons niets anders
dan Hem aanbidden. Niemand is zijn gelijke of
meerdere. Hij alleen is onze Vader, Koning, Rechter en
Schenker van het geluk.
Na de Gayatri-mantra uitgelegd te hebben
moeten de leraren hun leerlingen verschillende delen
van de ritus bijbrengen zoals baden, adetnhalings-oefeningen
en acamana.
Het eerste gedeelte is baden daar het de
uitwendige delen van het lichaam reinigt en
bevorderlijk is voor de gezondheid. Dit bewijst het
navolgende citaat:
adebhirgatrani shudyanti man: sayten sudhyati |
vidhyatpobhya butatma bhudigyanen sudhyati II Manusmriti
Betekenis: Water reinigt de uitwendige delen van het
lichaam, rechtgeaardheid reinigt de gedachten, studie en
ascese reinigen de -atma- ziel; hier betekent tapa het
zich, oodanks verschillende levensprobletnen, houden
aan rechtgeaardheid. Kennis, dat wil zeggen
onderscheid kunnen maken tussen verschillende dingen
van de aarde tot God toe, reinigt en versterkt het
intellect. Men dient zich te baden voor de avond valt.
Daarna volgt pranayma of ademhalingsoofeningen.
Aldus het volgende citaat
pranyamadshudichye gyandiptiravivikkhyte: II Yogasatra”
Wanneer iemand ademhalingsoefeningen doet
wordt steeds onreinheid uit hem verwijderd en begint
het licht van kennis in hem te verschijnen. Het
innerlijke licht neemt dan meer en meer toe tot
uiteindelijk zaligheid bereikt wordt.
dehante dhmyamaan dhutana hi retha mla: |
tetheindryana dehante dosha: pranyshaya nirghat II Manusmriti
Zoals het vuil uit goud enzovoort verwijderd
wordt door het in vuur te verhitten, worden de gebreken
uit de gedachten en de andere zintuigen verwijderd en
word! hun reinheid verkregen door het doen van
ademhalingsoefeningen.
De methode van ademhalingsoefeningen.
prachdanvidhardabhye va pranyse i Yogasastra”
Precies zoals men bij het braken voedsel en water
met grote kracht uitgooit, moet de adem met kracht
uitgestoten worden en zolang mogelijk buiten gehouden
worden.
Bij het uitademen mooten de ingewanden van
de buikholte opgetrokken worden. Zodoende kan de
adem langer buitengehouden worden. Wanneer men
zich benauwd begint te voelen, moe! men langzaam
weer inademen. Het bovenstaand proces mag zoveel
malen herhaald worden als men maar kan en verlangt.
Het moet gepaard gaan met het in gedachten uitspreken
van het gewijde woord AUM. Dat leidt tot reiniging en
versterking van de ziel en de gedachten.
[35]
Er zijn 4 soorten van ademhalingsoefeningen:
Nummer 1′ bahyaisya’ is ‘uitwendig’. dat wil
zeggen de adem buitenhouden.
Nummer 2 ‘ abyantara’ bestaat uit het zolang
mogelijk binnen houden van de adem. Nummer 3
‘stambbavritti is het onmiddellijk inhowden, dat wil
zeggen de ademhaling ineens stoppen en op elk
willekeurig moment Nummer 4 ‘bahyantantarakepi’
is het ‘uit- en inwerpen’ of met kracht ademhalen
wanneer er neiging bestaat uit te ademen en de adem
met kracht uitwerpen wanneer er neiging bestaat in te
ademen. Door aldus juist tegenovergesteld te ademen
worden beide bewegingen in bedwang gehowlen, dat
leidt tot beheersing van de gedachte en de zinnen. Dit
proces vermeerdert de kracht en de energie, en scherpt
het intellect zodanig dat het gemakkelijk de meest
ingewikkelde problemen kan begrijpen. Het bevordert
de ontwikkeling van sperma in het lichaam, wat op zijn
beurt grote kracht, moed, controle over de zinnen en
verkrijging van kennis aIIer wetenschappen geeft.
Vrouwen moeten ook op dezelfde manier yoga
beoefenen.
Het dagelijkse gebed (sandhyopasana) 53 wordt
ook wel brabmayajna genoemd. Acamana : neem
slechts een weinig water in de handpalm en zuig het op
met de lippen zodat het water slechts de borst bereikt
even onder in de keel. Dat proces verwijdert alle
ongewenste stoffen uit de keel.
Het volgende gedeelte is het sprenkelen van
water met de vingertoppen van de ringvinger en de
middelvinger op de ogen enzovoort, teneinde
versuftheid te bestrijden. Dit deel mag weggelaten
worden indien men zich fit voelt of indien er geen
zuiver water te verkrijgen is. Vervolgens moeten de
leertingen met mantra’s de ademhalingsoefeningen
uitvoeren, en de controle van de gedachten. Daarna
moet hen de lof van de Almachtige worden aangeleerd,
bet gebed en de inwendige verering. Dan voigt
agharnarsana, betgeen wil zeggen de belofte om niet
zelfs in gedachte te zondigen. Deze aanbidding dient,
met volle concentratie, op een rustige plaats Ie
geschieden.
apa smipe niyote nyetek vidhimashthit : |
savitrimpyedhiyit gtvarayda smahit : II Manusmriti
Ga naar bet bas of een afgelegen plaats, met een
rustig gemoed, neem plaats naast een waterbron, doe
Uw dagelijkse ceremonie-dsinik yajna- en citeer de
Gayatri-mantra (ook wel genoemd Saviti-mantra);
Begrijp bet goed en vorm Uw karakter
dienovereenkomstig. Dit citeren moet U liever in
gedachten doen. Tenminste een uur mediteren is
aangewezen. Zoals yogi’s in samadhi de Allerhoogste
gedenken, zo moet men’s morgens en ‘s avonds
bidden.
De tweede dagelijkse ceremonie is devayajna,
welke bestaat uit agnihotra, dit is converseren met
geleerden em hen van dienst zijn. Sandbhya en agnihotra
moet twee keren gedam worden, namelijk ‘s morgens
en ‘s avonds. Complete overgave moet voor minstens
een uur betracht worden. Zoals de yogi’s in staat van
samadhi (helderziendheid) komen en zich op God
concentreren, moet men handelen in sandbya. De juiste
tijd voor agnihotra is na zonsopgang en voor zonson-
dergang.
Hiervoor moet een altaar nit kIei
of een andere stof gemaakt worden van
van twaalf tot zestien vingerbteedten in
bet vierkant, van dezelfde dieple, en
drie tot vier vingerbreedten in bet vierkant van onderen,
dat wil zeggen de afineting van de bodem moet een
vierde deel zijn van de top. Hierin moet men gelijke
stukjes bout van de beste kwaliteit pJaatsen, zoals
sandelhout, pslasa of mangobout.
Daama plaatst men vuur in bet midden. De
benodigde ‘scheplepels’ zijn de volgende:
Ten eente proksani patra,
Ten tweede pranita-patra,
Ten derde ajyasthali, een scbep voor bet gieten
van geraftineerde bater,
Ten vierde camaca of lepel vervaardigd uit goud,
zilver of hout .
De pranita wordt gebruikt voor bet gieten van water; de
proksani is een kleinere: schep, zeer handig om water te
scheppen voor het wassen van de hand. De
geraftineerde hater (ghi) moet goed vloeibaar zijn.
oh bhurgnye pranye syah | oh bhuvaryanaye svah |
oh savrradityae vanaya svaha | oh bhubhrv:
savragnirevadityebhye: pranapanvanebhye: svaha II Met elk
van deze mantra’s moo men bet offer uitvoeren, en als
men meer offers wi! hrengen dan hierhoven genoemd is,
vishvani dev savitduritani pra shuv | yedbhdre tenn aa suv
dan dient men gebruik te maken van de Gayatri en deze
mantra’s. AUM, bhuh en prana zijn de namen van God.
Ze zijn reeds eerder uitgelegd Het woord svaha
hetekent: ‘Moge ik datgene uitspreken, wat er in de ziel
leelt, en niet het tegenovergestelde.’ Zoals God
verschillende dingen op deze wereld voor het geluk van
de levende wezens heeft geschapen, moeten alle
mensen hun gehele handel en wandel richten op het
welzijn van anderen.
Vraag: Welke voordelen biedt de homa
(brandoffer ceremonie)?
Antwoord: Iedereen weet dat onreine lucht en
onrein water ziekten veroorzaken en dat ziekten de
mens ongelukkig maken, terwijl frisse lucht en zuiver
water bevorderlijk zijn voor de gezondheid, ziekten
doen afnemen en geluk verzekeren.
Vraag: Sandelpasta of het nuttigen van
geraffineerde boter en andere dingen zijn zeer goed. Het
is niet verstandig om deze kostbare dingen zomaar te
verbranden en ze alzo te vernietigen?
Antwoord: U zou nooit zo’n vraag gesteld
hebben als U kennis droeg over de leer van de stoffen.
Geen enkele staf kan gebeel teniet gedaan worden. Let
weI, waar er ook homa verricht moet worden, haar
aangename geur bereikt de mens op grate afstand. Dat
is ook het geval met onaangename geuren. Bedenkt U
hierbij slechts dat elke slof die in vuur verbrand wordt,
zich in de lucht vermengt en de lucht over grate afstand
znivert.
Vraag: Als slechts dit de bedoeling is, zou men
hetzelfde kunuen bereiken door het in huis houden van
saffraan, muskaat, bloemen en andere geurende
artikelen. Zij zullen ook de lucht welriekend maken en
de bewoners van het huis een aangename geur doen
waarnemen?
Antwoord: Die geur hceft niet de kracht de
onaangename lucht uit het huis te verwijderen en de
lucht zniver te maken. Het zijn immers geen tegengestelde
krachten. AIleen vuur hceft de kracht onreine
stoff en te verwijdereu en znivere lucht in de plaats
daarvoor te stellen.
Vraag: Wat is dan de bedoeling van het citeren
van mantra’s tijdens de homa?
Antwoord: De mantra’s verklaren het nut van
homa.
Het citeren dient om ze steeds vers in het geheugen te
houden. Het bevordert de studie van de Veda’s en de
instandhouding daarvan.
Vraag: Is het zonde de homa niet te vemchten?
Antwoord: Js, omdat de onreinheden die nit
iemands lichaam komen, de Iucht en het water
verontreinigen en ziekten veroorzaken, waardoor
anderen gaan lijden. EvenzoveeI onreinheden aIs een
persoon verspreidt, evenzo groot is zijn zonde. De mens
moet daarom zoveeI medewerken aan de zuivering van
het water en de Iucht. In geval de artikeIen die bij de
homa gebruikt worden aan iemand ten spijze gegeven
zouden worden, zouden zij sIechts een individu goed
doen. DezeIfde hoeveelheid geraffineerde boter of
reukwaren die sIechts een individu kan gebruiken, is
voIdoende om duizenden personen door homa goed te
doen. AIs de mensen echter geen zuivere stoffen zoals
geraffineerde boter enzovoort nuttigen, kunnen hun
lichamen en gedachten niet ontwikkeId worden.
Daarom moeten zij in elk geval deze stoffen ook
nuttigen. Tegelijkertijd moet echter de homa ook
vemcht worden. Dit is hoogst noodzakelijk.
Vraag: HoeveeI offers moet elke mens brengen
en in welke hoeveelheden?
Antwoord: Elke mens moet tenminste zestien
offers brengen en elk offer moet op zijn minst zes
masa geraffineerde boter en andere stoffen bevatten.
Om die redenen lieten de grote Arya’s, heiligen,
koningen, keizers en anderen ~te homa-offers
vemchten. Hierdoor was Aryavarta’ vrij van ziekten en
waren haar bewoners gelukkig. Het land kan weer
gelukkig worden als dit heilig gebruik opnieuw wordt
ingevoerd.
De twee dagelijkse heilige plichten zijn: brahmayajna,
bestaande uit vedische studie, sandhya, stuti,
prathana en upasana van God; en ten tweede devayajna
of agnihotra, uitgebreid tot de asvamedha-yajna,
waaronder ook begrepen word! het gezelschap van
geleerden, hen opzoeken en hen diensten bewijzen. In
het brahmacarya-stadium zijn slechts vereist brahma·
yajna en agnihotra.
brhmansastrada varnamunyan kartumahiti | rajnyo
divshye | vishyo vishyesheveti
sudrumapi kulgudsampan mantrvajmnupanitammadyapeyditek||
Uit het tweede hoofdstuk van de Sutrasthana van susruta.
Een brabmaan kan het heilige koord toedienen en
onderwijs geven aan drie klassen: de brabmaan, de
ksatriya en de Vaisya; een de ksatriya aan twee klassen,
namelijk de ksatriya en de Vaisya en een Vaisya slechts
san een, de Vaisya.
Indien een Sudra van goede huize is
en goede kwaliteiten bezit, mogen hem aile geschriften
onderwezen worden, met uitzondering van de Mantrasamhita
. Een Sudra mag onderwijs genieten, maar het
heilige koord mag hem niet gegeven worden. Dat is het
standpunt van sommige geleerden
Vanaf het vijfde of
het achtste jaar moeten de kinderen naar school
gestuurd worden; jongens naar jongensscholen, meisjes
naar meisjesscholen en volgens de navolgende regels
onderwijs genieten:
sattrishdabidik chye guro trivedik vartam|
Vanaf zijn achtste jaar moet de leerling
zesendertig jaar studeren, dat wil zeggen naar rede van
twaalf jaar per Veda, inclusief de sub-veda ‘s, dus
zesendertig jaar voor de drie veda’s, alles tezamen tot
zijn vierenveertigste jaar; of een studieperiode van
achttien, plus de acht jaar die hij reeds had, tot zijn
zesentwintigste jaar; of een negenjarige studieperiode.
Zolang de studie niet is volhracht, moet de leerling
kuisheid betrachten.
purso wav yagasttsya yaani chturvi  shativarsani tatpraty:sawavn chtuvinddaskhra gaytri gyatran prate : sawan tadsay vasvoanvayatta prana wav vasav ate hid  sarve vasyantil!If II 1 II
Tavedetsmin vaysi kiachdupatpateses  bruayatprana vasav ind me prate:sawav madayandin sawanmanusantnuteti mhan prananan vasuni madye yaggo vilopsiyetudev tat ettygado h bhawti II 2 II
[38]
Ath yani chtuskchatvari swadshani tanmaadyandin sawan chutschatvarisdshra tristup maydyandin savan tadsay rudra anvayta: prana vav rudra ate hid sarve rodyanti tachedesmimnvaysi kichidupatpates bruyatprana rudra me madayndin savan trityasavan manusant nuteti mah prana rudrana madye yago vilopsiyetudwed tat ateygado  h bhawti  II 4 II
ath yaanystachtvarinsdvesharni trttiyasavnamastachtvarinsdaskra jagati  jagant trityasawan tadsyaditya anvanyatta: paran vavditya ate hid sarvemadte II 5 II tvachedetsiman vaysi kiachdupatpetes bruyatpranamaditya aaditiya ind me tritysavanmayuranuranuantnuteti  mhah pranamadityana madye yago  vilopsiyetudev tat ateygado hav bhavti II 6 II
Bmhmacarya bestaat uit drie klassen: de Jaagste,
de middelste en de hoogste. Wij zuIlen eerst de laagste
k1asse behandelen. De mens (purup) is een
samenstelling van twee dingen, ten eerste het lichaam
dat bestaat uit vaste stoffen en vloeistoffen en ten
tweede de ziel, welke in dat lichaam (deha en pun)
huist Van de mens wordt verlangd dat hij een zeer
nauw contact heeft met yajna, d.i. met uitstekende
kwaliteiten en goede handelingen. Het is vereist dat de
mens volgens het celibaat en zelfbeheerst leeft
gedurende vierentwintig jaar, de Veda’s bestudeert met
alle daarbij behorende geschriften en goede opleiding
geniet. Zelfs in zijn huwelijksleven mag hij niet
hartstochtelijk zijn. Indien hij zich aan deze regels
houdt zuIlen de vitale bronnen in zijn lichaam zeer sterk
worden en in hem de goede kwaliteiten behouden.
Dit eerste deel van het leven zal ten volle gewijd
moeten worden aan het verwerven van kennis. De leraar
moet hem hierover goed adviseren en de leerling moet
steeds bedenken dat, indien hij strikt volgens het celibaat
leeft, zijn lichaam en ziel gezond en sterk zuIlen
worden en zijn vitale bronnen uitstekende kwaliteiten in
hem zuIlen doen huizen. Hij za1 er steeds aan moeten
denken: ‘o mensen, maak de omstandigheden zo ideaal
dat mijn celibaatsleven er niet door geschaad moge
worden. Als ik na vierentwintig jaar in het huwelijk zal
treden, zal ik zeker van ziekten gevrijwaard blijven en
leven tot mijn zeventigste oftachtigste jaar.’
Nu zuIlen wij de middelste klasse van
brahmacarya in beschouwing nemen. Wanneer een man
de Veda’s bestudeert en volgens het celibaat leeft tot
zijn vierenveertigste levensjaar, zuIlen zijn vitale
bronnen, zinnen, inwendige organen en ziel zo sterk
worden dat zij boosdoeners zullen doen schreien en de
rechtgeaarden beschennen.
Hij zegt dan: ‘Indien ik in dit eerste deel van mijn
leven handel naar goede adviezen en straf onderga, zal
ik dan in staat zijn te slagen in deze middelste klasse
van het brahmacarya, met de vitale bronnen van rudra in
mij 64. o brahmacari’s, laat Uw brahmacarya in U
bloeien zoals ik mijn brahmacarya niet bedoezel en de
verpersoonlijking van yajria word en ik mijn leraar’s
school volkomen gezond zal verlaten.’ Zoals deze
brahmacarf goede daden verricht, zo moet U ook
handelen.
De hoogste klasse van brahmacarya, de derde,
gaat tot de leeftijd van achtenveertig jaar. Zoals jagatJ
uit 48 lettergrepen bestaat, zo zal degene die volgens het
celibaat leeft, tot het achtenveertigste levensjaar bezitter
worden van vitale bronnen die in staat zijn alle kennis te
verwerven. De leraar en de ouders moeten hun kinderen
bij het verwerven van kennis een harde tijd doen
meemaken en de kinderen moeten steeds indachtig zijn
dat, indien zij spontaan een celibaatsleven leiden tot het
achtenveertigstejaar, hun leven verlengd kan worden tot
vierhonderd jaar. De mensen die deze hoogste vorm van
brahmacarya voleindigen en dit nooit op enige wijze
bedoezelen, zullen gevrijwaard blijven van aile ziekten
en de vier levensdoelen bereiken, namelijk deugd
(dharma), welvaart (artha), vreugde (kama), en
bevrijding of gelukzaligheid (moksa).
[39)
chatstroavastha : sharirsya vradiyovane sampurnata kiechteparihanischoti  aashodshad vraddi: aapachvinshteyovanam aachtvarisht: sampurnta tat kivichtaprihanisgchrti pachchvinshe tato varse puman nari tu shidshe
samtvagatviyo to janiyatkushlo bhishak Ii
Sutrasthana van SuSruta
Betekenis: Er zijn vier stadia voor het lichaam.66
Ten eerste de groeiperiode. AIle delen van het lichaam
groeien van het zestiende tot het vijfentwintigste jaar.
Ten tweede de jeugdperiode, die begint op het eind van
het vijfentwintigste jaar en bij het begin van het
zesentwintigste jaar
Ten derde de volwassenheid Dit vindt plaats
tussen het vijfentwintigste en veertigste jaar. In dit
stadium worden aile delen van het lichaam volwassen.
Ten vierde de langzame teruggang. Wanneer het gehele
Iicbaam in alle opzichten en aile delen ten volle
gegroeid is en volwassen geworden is, blijft aile zaad
dat zich in het lichaam vonnt niet meer intact. Het
vloeit uit in de droom of door transpiratie. Het veertigste
jaar is zeer goed voor het huwelijk alhoewel het
best het achtenveertigste jaar is.
Vraag: Is deze regel van de leeftijdsgrens voor
brahmacarya hetzelfde voor vrouwen aIs voor mannen?
Antwoord: Neen, de brahmacarya van 25 jaar van
de man staat gelijk aan de 16-jarige van de vrouw; de
man zijn 30-jarige is gelijk aan de 17-jarige van de
vrouw; zijn 36-jarige is gelijk aan de vrouw haar 18-
jarige; de 4O-jarige van de man is gelijk aan de 20-jarige
van de vrouw; de 44-jarige van de man is gelijk aan de
22-jarige van de vrouw; en de 48-jarige van de man is
gelijk aan de 24-jarige van de vrouw. Mannen moeten
niet hoven de 48 jaar gaan en vrouwen niet hoven 24
jaar. Dit is echter de regel voor die mannen en vrouwen
die in het huwelijk wensen te treden. Indien zij niet
wensen te huwen, kunnen zij bmhmacari/ brahmacarini
blijven tot de dood. Deze zware taak kan echter aileen
door die mannen en vrouwen uitgevoerd worden die de
hoogste opvoeding hebben genoten, het best controle
over hun zinnen kunnen uitoefenen en zeer goede
yogi’S zijn. Bet is zeer moeilijk de driften te beteugelen
en de zinnen onder controle te houden.
rite ch syadhyeparvachne ch | satya ch syadhyaeparvachne ch |
tapsac syadheyparvachne ch I damsac syadheparvachne ch l
samsac syadheparvachne ch | agnesach syadhyeparvachne ch |
agnihotrac syadhyeparvachne ch I athitiyehsac syadhyeparvachne ch I
manshu ch syadhyeparvachne ch I pragya ch  syadhyeparvachne ch I
parjansch syadhyeparvachne ch I parjatisac  syadhyeparvachne ch I
Taittiriya Upanisad
Dit zijn regeIs voor hen die onderwijs geven en
zij die onderwijs genieten: (rtam… ) zij moeten leren en
onderwijs geven door een rechtgeaard leven te leiden,
(satyam. .. ) zij moeten leren en ware kennis verspreiden
door een waarachtig leven te leiden, (tapah… ) zij
moeten leren en les geven uit de Veda’s en andere
geschriften door een leven van godsvrucht
(spiritualiteit) en deugd te leiden, (damah … ) zij moeten
leren en onderwijs geven door de zinnen van slechte
wegen af te leiden, (samah .. ) zij moeten leren en
onderwijs geven door de gedachten te vrijwaren van alle
slechtheden, (agnayah… ) zij moeten leren en onderwijs
geven door het offervuur brandend te houden en kennis
te verwerven over energie, (agnihotram. .. ) zij moeten
leren en onderwijs geven door regelmatig agnihotra te
doen, (atithsyah…) zij moeten leren en onderwijs geven
door gasten te blijven vereren, (manusam. .. ) zij moeten
leren en onderwijs geven door aile menselijke
handelingen zuiver te houden, (praja. .. ) zij moeten leren
en onderwijs geven door voor de kinderen en andere
mensen Ie zorgen, (Pranjanah… ) zij moeten leren en
onderwijs geven door hun zaad Ie sparen en tot
ontwikkeling Ie hrengen, (prajatih… ) zij moeten leren en
onderwijs geven door hun kinderen en leerlingen Ie
beschermen.
[40]
remane sevete satte ne nitye niyman budh : I
remanpattyekurvanoo II Manusmriti
De niyams’s mogen niet alleen opgevolgd worden
zonder de yams’s, maar beiden moeten samen opgevolgd
worden. Degene die alleen de niyama’s opvolgt
zonder de yama ‘s, kan niet vorderen maar valt, dat wil
zeggen hij blijft verzonken in het wereldse.
Er bestaan vijf soorten yama.
tatrahinsasatyastyebrhmacharyaparigrha: II Yogadarsana
Ahinsa of geweldloosbeid; satya of
waarachtigheid in gedachten, woord en daad; asteya of
eerliJkheid in gedachten, woord en daad; brahmacarya
of controle over de seksuele organen; aparigraba, of vrij
zijn van elke hebzucht of egoisme. Deze yams ‘s moeten
regelmatig opgevolgd worden.
Hieronder worden de vijf niyams’s opgegeven:
soachsantoshtap:syahdhyesvarparnidanani niyma: II
Yogassatra
Sauca of uitwendige reinheid door zich te baden
enzovoort en inwendige zuiverheid door Diet toe te
geven aan passie en haat Santosa – Tevredenheid
betekent Diet dat men gewoon tevreden moet zijn met
het lot en Diets uitvoeren. Het betekent dat iemand aIles
wat in het vermogen ligt zal moeten doen, maar geen
verdriet of vreugde moet voelen bij verlies of winst;
tapa of rechtvaardig handelen door alle moeilijkheden
heen; svadhyaya of studeren en onderwijs geven;
isvara-pranidhana of volle overgave aan God. Dat zijn
de vijf niyama ‘s.
kamatma ne parsheshta n chevehastyekamta |
kamyo hi veddhigam: karmyogsac vidik: || Manusmriti
Te groot verlangen of helemaal geen verlangen
zijn beide schadelijk voor de mens. Indien een mens
geen verlangen heeft, zal hij geen kennis van de Veda’s
kunnen verkrijgen noch in staat zijn rechtvaardige
daden te stellen, zoals in de Veda’s beschreven.
Daarom
syadhyayen vartehomestrevidhenejeyya sute: |
mhargayesch ragech brahiye kirite tanu: || Manusmriti
Door svadhyaya of studie en onderwijs van alle
kennis; vrata of naleving van de regels over seksuele
reinheid, waarheidslievendheid enzovoort; homa of
agnihotra, accepteren van de waarheid en verwepen
van niet-waarheid en het propageren van ware kennis;
traividyena of vedische dienst en kennis; ijyaya of
maandelijkse ceremonien enzovoort; sutaih of het
voortbrengen van kinderen; mahayajnaih of de vijf
dagelijkse ceremonien brahmayajna, devayajna,
pitryajna, vaisvadevayajna, atithiyajna ; en tenslotte
yajnah of het beoefenen van agnistoma of bevorderen
van kunst, vakmanschap en wetenschap; hierdoor wordt
het lichaam brahmi gemaakt, dat wil zeggen het krijgt
een ‘brahmana ‘ lichaam, klaar voor de studie van de
Veda’s en toewijding san God. Niemand kan een
brahmaan genoemd worden zonder dat hij deze regets
opvolgt.
indreyana vichrta vishsavpahirishu |
sayeme tatanmaatichede vidvan rantev || Manusmriti
Zoals een ervaren koetsier de paarden onder
controle weet te houden, moeten de zinnen, die de
neiging hebben te dwalen en de ziel en gedachten naar
slechte wegen te leiden, onder controle gehouden
worden.
indrerana parsegen doshmuchyteseshyam |
saniyemye tu tanyev tat: sidhi niyechit || Manusmriti
De ziel die naar de neiging van de zinnen handelt,
pleegt allerlei slechte daden. De ziel kan haar uiteindelijk
doel slechts bereiken wanneer zij de zinnen
volkomen beheerst.
Vedasatyagyasach regysac niyama tepansi ch |
ne viprudushtbahveshe shidi geychanti krichit || Manusmriti
De Veda’s, yajna, zelfcorrecties, gedragsregels en
andere goede daden zijn van geen nut voor een mens
wiens karakter slecht is, en die geen controle over zijn
zinnen heeft.
vedopkarde chev syadhye chev neteyk I
nanurodhosatyendhye chev neteyk | Manusmriti
netyek nastyendhyeyo brhmasatr hi tatsmartam |
brhmahutihut pudyemandhyevactukartam || 2 || Manusmriti
Vakantieregelingen zijn niet van toepassing op de
studie van de Veda’s en het onderwijzen daarvan, dagelijkse
gebeden en andere dagelijkse plichten of homamantra’s,
daar dagelijkse plichten geen onderbreking
mogen hebben (1). Zoals in- en uitademen een
altijddurend proces is en niet weerhouden kan worden,
moeten de dagelijkse plichten elke dag gedaan worden
zonder onderbreking. Agnihotra en andere goede
handelingen zijn steeds van nut, ook al worden zij
gedurende de vakantie verricht. ZoaIs niet-waameid
altijd zondig en waarheid altijd een deugd is, moeten
goede handelingen altijd verricht worden en slechie
handelingen steeds vermeden worden (2).
abhivadensilyshe nitye verdhopseven: | chatvari tesye vardeyent ayuvidhya resho blam || Manusmriti
Leven, kennis, roem en kracht nemen toe bij de mens
die onderdanig en eenvoudig van ziel is, en de ouderen
en geleerden diensten bewijst. De bovengenoemde vier
dingen nemen niet toe bij de mens die zich niet zodanig
gedraagt.
ahinshya butana karya chryenusasnam I
vak chev madura shelcheda paryojma dhramichta II
resya vadmanshe shude samyegegupte ch sarvedha I
s ve sarvmvapnoti vedantopgat felam II Manusmriti
Het is de plicht van aile geleerden Diet kwaadwillig
te zijn en de studenten en de mensheid te leiden
naar het pad van welzijn. De leraren moeten steeds
vriendelijke en zedelijke taal bezigen. Elkeen die
rechtvaardig wenst te leven, moet steeds de waarheid
volgen en anderen adviseren dat ook te doen. Iemand
die zijn taal en gedachten rein en onder controle houdt,
verkrijgt al het goede dat te bereiken is door de studie
vande Veda’s.
sammanad brahmano nityemudhijet vishadiv |
amretasev cakaedbehdevmansye sarvda II Manusmriti
Alleen die brahmaan is de werkelijke kenner van
de Veda’s en God, die steeds roem als gift schuwt en
geroddel over zijn persoon als nectar opneemt”‘.
Anen kramyogen sankratatma divij: sane: |
guroo vesan sanchinuyad brahmadighmik tap: II Manusmriti
Aldus zullen zowel mannelijke als vrouwelijke
studenten, die het heilige koord hebben ontvangen,
[42]
graadsgewijze opklimmen, afhankelijk van hun kennis
van de Veda’s.
yonditye divjo vedmanrantr kurute charmam I
se jivnev sudrtavmashu gyachti syanyeh: || Manusmriti
lemand die de Veda’s niet bestudeert maar zich
met andere dingen bezighoudt, wordt nog in dit leven
een Sudra, en met hem zijn nakomelingen.
vejremandhu masche gandhe malye rsaan striya: I
suktanani yani sarvani prani cev hisnam II
abhyegamjan chachderupaanchtrdhaarnam |
kaam krodh ch lobh ch narttne gitvadnam II
dhut ch janvaad ch parivad tethnartum |
estrida ch prekshaalbhumupgaat prseye ch II
ek: shiyt sarvat n ret: sakandrektvachit l
kaamadi sakandeyn reto hinsti vartmaaman: II
Manusmriti II. 177-180
Zowel mannelijke als vrouwelijke studenten
moeten wijn, vIces, parfum, kransen, ijzerhoudende
medicijnen, gezelschap van de tegenovergestelde sekse,
een zure houding, wreedheid tegenover levende wezens,
onnodig jeuken en aanraken van de seksuele organen,
gebruik van collyrium voor het oog, schoenen,
paraplu’s, wellust, drift, hebzucht, gehechtheid, vrees,
verdriet, jaloezie, kwaadwilligheid, dansen, vocale en
instrumentale muziek, dobbelen, roddelen, discriminatie,
liegen, kijken naar mensen van het andere
geslacht, afhankelijkheid en schade aan anderen
vermijden. Zij moeten steeds aIleen slapen om hun zaad
niet te doen uitvloeien. Indien een man zijn zaad uit
wellust vermorst, maakt bij zijn gelofte van
brahmacatya van nul en generlei waarde .
vedmnuchyacharyantvasinamanushashit | satya vad | dhram char |
syadhayamna parmad: | aachryyre priye dhanmahtey parjatantu ma
vevchetshi: | satyatar pramdivem | dharmatar prmdityem |
kushlattr pramdityem | bhutye ne pramdityem l
syadheparvachnabhye ne pramdityehm || 1 || devpitkaryabehya n I
pramdityem | martdevo bhav | pitrdevo bhav | aachrydevo
bhav | atihithidevo bhav | yananvedhani karmani taani
sevityani no ietrani | raynyesamak sucritaani taani
teyopashyani no eitrani | ||2|| ye ke chasmcheyaso
brhmaanashetsha tevsnen parvsityem | seradhya deyem | achrydevya
deyem | chriya deyem | hiyadeyem | bhiya deyem | sevida
deyem | ath yadi te kramvichiktsa va vartvichiktsa va
syat || 3 || ye tatr brhmna: sammrishno rukta arukta aluksha
dhramkama: syerurethate te tatr vartrenu tetha tatr vartetha: I aisa
aadesha ais updesh aesa vedopnishad I atdanusashnam |
avmupasityem I avmu chetdupashyem II 4 II
Taittiriya Upanisad
Als de leraar de Veda’s onderwijst en verklaart
en dan zijn leerJingen naar huis laat vertrekken moet
hen steeds het volgende op het hart drukken: altijd de
waarheid spreken; rechtvaardigheid betrachten; zonder
luiheid studeren; alle kennis verwerven en de
brahmacarya instandhouden; geschenken brengen san
de leermeester; in het huwelijk treden en kinderen
voortbrengen; nooit de waarheid de rug toekeren door
nalatigheid; nooit door nalatigheid onrechtvaardig
worden; nooit de gezondheid of het geestelijk evenwicht
uit bet oog verliezen door nalatigheid; nooit de
ontwikkeJing van de beste gaven verslappen door
nalatigheid; nooit studie en onderwijs opgeven door
nalatigbeid (1). Nooit enig slapte tonen in de dienst van
verheven, d.w.z. geleerde personen, moeder, vader en
dergelijke; achting hebben voor zowel de geleerden, als
voor hun moeder en vader, de leermeester en de gasten;
aileen rechtvaardige daden stellen; zich nooit bezighouden
met handeJingen die met de voorgsande regels
in strijd zijn, zoals valse uitspraken enzovoort; alleen
onze goede daden overnemen; waar wij het slechte
voorbeeld zouden hebben gegeven, dat niet nadoen (2).
Zich alleen ophouden met geleerden en deugdzame
Brahmanen, in hun nabijheid verblijven en slechts in
hen vertrouwen hebben; steeds geven met of zonder
eerbetoon, met eergevoel en verlegenheid, in vrees en
vol vertrouwen. In geval U ooit mocbt twijfelen over
bet goede of slechte van een handeling, de manier van
aanbidding ofkennis verwerven (3) volg dan bet gedrag
van degenen die verstandig en onpartijdig zijn, de liefbebbers
van recbtvaardigheid en edele zielen. Dit is
zuiver advies, dit is een opdracbt, bet gebeim van de
Veda’s en van ware kennis. Handel a1dus en U zult Uw
karakter opbouwen (4).
akamshye kriya kachid darshyte neh khichit I
radydhi kurutu kichchit tatkaamshye chesthitam II
Manusmriti
Weet steeda dat een mens zonder verlangen
onmogelijk de ogen kan samentrekken of wijd openen.
Dat bewijst dat elke handeling door bet verlangen
verricht wordt.
aachaar: parmo dhram: shuruturukt: smaart eyem ch I
tasmadisyamtasda rukto nitye saydatmayaan divj: II 1 II
aachardivchote vipro n vedfalmasnetu I
aachran tu serukht: sampuranfalbhagbevet II 2 II
Manusmriti
Het doel van spreken, horen, prediken, lezen of
onderwijs geven is dat men rechtvaardige handelingen
zaI verrichten zoals in de Veda’s of in de Smriti’s
overeenkomstig de Veda’s is neergelegd. Het betaamt
daarom de mens bet pad van recbtvaardigheid te
bewandelen (I). Degene die zich niet oprecht gedraagt,
kan niet lot bet geluk komen zoals bet te verkrijgen is
middels een vediscbe gedragslijn. Alleen bij die recht
handelt na recbtsbewust geworden te zijn, krijgt zuiver
geluk (2) .
yovmanyet te mule hetusastrachayad divij: |
s sahdubhiskaryo nastiko vednindik: II Manusmriti
Iemand die de Veda’s of de geschriften door
grote zielen geschreven in overeenstemming met de
Veda’s niet eerbiedigt, is een goddeloos schepsel en
moet uit de natie, de gemeenschap en het land gezet
worden.
shuruti: smarti: sdachaar: savsye ch priyematman: I
aetchtuvidh prahuL sakchademarsye laksmanm II Manusmriti
Dit zijn de vier hulpmiddelen voor goed gedrag
(dharma) en voor het onderscheid tussen goed en slecht
gedrag: de Sruti’s of Veda’s; de Smriti’s, gemaakt door
grote zielen in overeenstemming met de Veda’s, zoals
Manusmriti, enzovoort; het gedrag van rechtvaardige
personen, -eeuwig, d.w.z. langs de Veda’s door de
Allerhoogste aangeboden en ons als traditie bekend
geworden- dat wil zeggen het gedrag dat overeenstemt
met ons geweten, zoals waarheidszin. De criteria voor
goed gedrag (dharma) zijn: onpartijdig en rechtvaardig
accepteren van de waarheid; totale vermijding van nietwaarheid.
Dat is goed gedrag (dharma). Alles wat
hiertegenover staat, zoals partijdigheid, onrecht, niet in
acht nemen van de waarheid en accepteren van nietwaarheid
is niet-goed gedrag (a-dharma).
arthkameshvsaktana dhramgyan vidhyete I
dhram jigyasmanana parmaan pram churuti: II Manusmriti
AIleen personen die niet in de strikken van goud
en vrouwen verward raken, kunnen de zuivere realisatie
van rechtvaardigheid beleven. Degenen die
rechtvaardigheid wensen te kennen moeten dit uit de
Veda’s halen. Hetgeen rechtvaardig is en hetgeen niet
rechtvaardig is, kan niet gevonden worden zonder hulp
van de Veda’s.
Een leermeester moet zijn leerlingen als voigt
instrueren: het is de opperste plicht van de koning (bet
staatshoofd) dat hij ook de ksatriya’s, de Vaisya’s en de
goede Sudra’s onderwijs doet genieten. Indien alleen
Brahmanen onderwijs genieten en de kastriya’s en
anderen niet, kunnen kennis, rechtvaardigheid, het
koninkrijk (of de staat; of: republiek) en de welvaart
niet uitgebreid worden. De Brahmanen leven alleen van
studie en hetgeen zij ontvangen van ksatriya’s en
anderen. Daar de brahmanen afhankelijk zijn van de
ksatriya’s en anderen voor hun levensbehoeften,
en de
laatsten geen opdrachten mogen geven aan, oordelen
over of straffen opleggen aan Brahmanen, is het
uiteindelijk resultaat dat de Brahrnanen zowel als de
anderen gaan huichelen. Wanneer de kastriya’s ook
onderwijs genieten, zullen de Brahmanen harder gaan
studeren en zulIen zij zich ervoor schamen frauduleuze
handelingen te plegen in hun bijzijn.
Als de kastriya’s en anderen echter ongeschoold
zouden blijven, zouden de Brahrnanen naar wiIIekeur
kunnen handelen. Bet is daarom noodzakelijk dat de
Brahmanen, teneinde hun belangen veilig te stellen, de
Veda’s en andere ware geschriften aan de kastriya’s en
anderen duidelijk maken.
Het zijn de ksatriya’s en
anderen die kennis, rechtvaardigheid, het koninkrijk (de
staat) en de rijkdom kunnen doen vermeerderen. Zij
bedelen nooit. Daarom mogen zij niet verstoken blijven
van het opdoen van kennis. Wanneer alle klassen
geschoold of geoefend worden, kan niemand fraude of
huichelarij plegen. De bedoeling is dus dat de
Brahmanen en sannyasi’s controleurs zullen zijn van de
ksatriya’s en de anderen, en de laatsten omgekeerd de
controleurs van de Brahmanen en sannyasi’s. Daarom
moeten zowel mannen als vrouwen uit alle Iagen van de
maatschappij onderwijs genieten en aan goed gedrag
(dharma) deelnemen.
Nu moeten de studies nauwkeurig gecontroleerd
worden. Er bestaan vijf manieren van controle.
Ten eerste: alles wat in overeenstemming is met
de kwaliteiten, functies of aard van God, en met de
Veda’s overeenkomt, is waarheid. Het tegenovergestelde
is niet-waarheid.
Ten tweede: datgene wat met de natuurwetten
strookt, is waarheid en datgene wat daarmee niet
strookt, is niet-waarheid. Als bijvoorbeeld iemand zou
zeggen dat een zoon geboren is zonder dat de vader en
moeder bestaan, moet dat als niet-waarheid beschouwd
worden, daar het tegen de natuurwetten is.
Ten derde: al hetgeen betrouwbaar (apta), dat wil
zeggen in overeenstemming is met gedragsregeIs van de
geleerden, waarheidslievenden en eerlijken, is
acceptabel en het tegendeel is niet acceptabel.
Ten vierde: reinheid van het zelf moet verkregen
worden door opvoeding. Zoals plezier aangenaam is
voor het zelf en pijn onaangenaam is, moet men het zich
voorstellen in het geval van anderen. Zoals U van
plezier houdt en pijn veracht, evenzo gaat het met
anderen.
Ten vijfde: er zijn acht bewijzen of bronnen van
kennis, namelijk intuitie (pratyaksa), veronderstelling
(anumana), vergelijking (upamana), gezag (Sabda),
geschiedenis (aitihya), vooropstelling (arthapatti),
waarschijnlijkheid (sambhava) en ontbreken (abhava).
[45]
Wie van deze acht bewijzen gebruikt maakt, is in de
waarheid; wie daartegen spreekt, is in onwaarheid.
De definitie van deze bewijzen, als hieronder
staand, zijn genomen uit het eerste en tweede hoofdstuk
van de Nyayasastra.
indrerathsatrikasoutpann gyanmvepdeshymvebhichari
vevsayaatmak partaksham |                          Nvavasutra 1. 1. 4
Oor, huid, oog, tong en neus komen in direct
contact (dat wil zeggen zonder enig medium) met
geluid, gevoel, vorm, smaak en reuk, en deze zinnen
komen in contact met manas (gedachten) en de gedachten
op hun beurt met atma (ziel). Het resultaat van
dat contact wordt pratyaksa of intuitie genoemd. Dit
bewustzijn hoeft echter niet het resuitaat te zijn van het
verband dat bestaat tussen de naam en het goed dat die
naam heeft. Bijvoorbeeld als iemand tot een ander zou
zeggen ‘breng water’ en de ander water zou brengen en
zeggen ‘hier is water.’
Hier wordt het doel duidelijk
waarvoor het tweelettergrepig woord ‘water’, jala,
wordt gebruikt noch aan de man die om het water vroeg
noch aan degene die het water bracht. Het voorwerp van
de intuitie is water, dat wil zeggen het voorwerp
waarvan water de naam is. De kennis uit een woord
voortspruitend is de verklaring of slechts het kennen
van het woord (Sabda pramana). De tweede vorm van
intuitie is dat het voorwerp er moet zijn (avyabhicari).
Bijvoorbeeld als iemand ‘s avonds een pilaar aanziet
voor een man, en hij dezelfde pilaar overdag ziet,
verdwijnt de intuitie van een man gezien Ie hebben en
rest slechts de juisle aanduiding pilaar.’
Deze intuitie
die aldus kan verdwijnen, wordt vyabhicari
(veranderlijk) genoemd en kan niet onder de materie
intuitie gerekend worden, (dat wil zeggen deze intuitie
moet eerst bewezen worden). De derde vorm van
intuitie is vyavasayatmaka, dat wil zeggen overtuigend.
Iemand zag uit de verte zand op de oever van een rivier
en dacht in zichzelf: ‘zijn daar kleren Ie drogen gelegd?
Of is dat water? Of iets anders?’ Deze gedachtevorming
kan geen intuitie genoemd worden totdat zij
overtuigend aangeeft wat de persoon eigenlijk zag.
Daarom is intuitie (pratyaksa) slechts datgene wat deze
gebreken mist, dat wil zeggen: ten eersle moet het niet
slechts door een naam ontstaan; ten tweede moet het
niet-veranderlijk zijn en ten derde moet het overtuigend
bewezen zijn.
 Het tweede bewijs is veronderstelling (anumana),
at tatpurvak trividmnumaan purvvakcheshvatsmanto drstac ||
Nyaya Sutra 1.1.S
Veronderstelling is die kennis van een ongezien
voorwerp waarvan een deel van verre gezien wordt en
het ander deel zelf door de waarnemer bijgedacht wordt,
op grond van het feit dat het voorwetp geheel of
gedeeltelijk reeds eerder gezien was. Alzo moet
veronderstelling voorafgegaan worden door waarnemingo
Zoals U zich de vader indenkt als U de zoon ziet,
of U zich het aanwezig zijn van vuur indenkt wanneer
U ergens op een heuvel rook ziet, of U zich een vorig
leven indenkt wanneer U plezier en leed in deze wereld
waarneemt.
Er bestaan drie soorten veronderstelling. Ben,
(purvavat): veronderstelling door wat voorbij is, zoals
de veronderstelling dat het zal regenen als men wolken
ziet, of de veronderstelling dat er kinderen zullen
komen als men een huwelijk ziet, of dat er ontwikkelde
jongens zullen zijn als men hen ziet studeren,
enzovoort, dit is veronderstelling van het gevolg als
men de oorzaak ziet Twee, (sesavat): er is ook de
veronderstelling van het verleden of van de oorzaak bij
het zien van een gevolg. Bijvoorbeeld bij het zien van
een abnormale hoge waterstand in de rivier opmaken
dat het ergens in de bergen geregend moet hebben.
Of
het bestaan van een vader indenken door het zien van de
zoon. Of denken aan de beginloze oorzaak, de schepper,
bij het zien van het heela!. Of zich (vroegere)
rechtvaardige en onrechtvaardige daden inbeelden bij
het zien van plezier of leed. Dit alles is veronderstelling
van het verleden. Drie, (samanyatodrista): tenslotte is er
de agerende veronderstelling. Hier kunnen noch de
datum noch een deel van de oorzaak of gevolg een
maatstaf zijn. Bijvoorbeeld: iemand kan geen andere
plaats bereiken zonder er naartoe te gaan. Evenzo zal U
zich moeten voorstellen dat anderen ook niet een andere
plaats kunnen bereiken zonder er naartoe te gaan.
Het Sanskrita woord voor veronderstelling is
anumana. anu arthat partychsye paschanimiyet gyate yen tadnumaanam I Anu betekent ‘na.’ Het beeld dat men vormt
na het waamemen, noemt men ‘verbeelding’. U kunt
zich bijvoorbeeld geen vuur gaan inbeelden alvorens U
rookziet
[46]
Hetderde bewijs is upamana of vergelijking.
parshidsadmryatyesadyasadhanmupmanam II Nyayasutra 1. 1. 6
Vergelijking of analogie is het kennis van het
voorwerp door punten van overeenkomst in een ander
voorwerp. upmiyete yen tadupmanam I
Als een meester
bijvoorbeeld aan zijn knecht zegt: ‘breng Vishnumitra
hier’ en de knecht zegt: ‘Ik heb hem nog nooit gezien’,
en de meester dan zou zeggen: ‘Vishnumitra ziet er
precies nit als Devadutta’, of als men een voorbeeld
geeft met te zeggen: ‘een koe lijkt op een wilde os.’ De
knecht nu gaat heen en ziet iemand die op Devadutta
lijkt. Hij concludeert dan dat die persoon Vishnumitra
moet zijn, en brengt hem naar zijn meester. Of een man
die naar het bos gaat, concludeert dat het eerste beste
beest dat op een koe lijkt, een wilde os is.
Het vierde bewijs is Sabda of gezag.
aaptopdesh: shbad: II Nyayasutra 1. 1. 7
Een ‘betrouwbare’ (apta) wordt gezaghebbend
genoemd De ware ziener is hij die geleerd,
rechtvaardig, geinteresseerd in het welzijn van anderen,
waarheidslievend, actief en zelfbeheerst is, en die,
alleen maar nit drang om goed te zijn voor anderen, al
hetgeen hij gezien heeft en als weldadig kent, aan hem
onderwijst De ware leermeester is hij die aile kennis
over de aarde en God heeft opgedaan. De Veda’s zijn
gezaghebbend claar zij de woorden van God zijn. De
woorden van ware zieners, zow boven omschreven,
zijn ook gezaghebbend.
‘.
Het vijfde bewijs is aitihya of geschiedenis.
n chtusthvemetiharthpattishambhvabhavprnamyat II
Nyayasutra
Geschiedenis is de benadering van een vroeger
leven, bijvoorbeeld ‘zo en zo iemand bestond er of zo
en zo een geval kwam voor’. Iti ha of ‘het was zo’ ‘hij
heeft het aldus gedaan’, d.w.z de naam van iemand’s
levensbescbrijving is geschiedenis.
arthdapdyte sa arthptiti: I
Het zesde bewijs is artapatti of vooropstelling.
Als iemand bijvoorbeeld zegt ‘wolken brengen regen’
of ‘zo en zo een oorzaak leidt tot zo en zo een gevolg’,
dan weten wij uit deze verldaring dat er geen regen kan
bestaan zonder wolken en geen gevolg zonder oorzaak.
smbhvati yashmin s sambhav: I Het zevende bewijs is
sambhava of Waarchijnlijkheid. AIleen datgene wat in
overeenstemming is met de natuurwetten is
waarschijnlijk. Als iemand bijvoorbeeld zou zeggen dat
kinderen geboren worden zonder ouders, of dat de
doden weer tot leven gebracht worden, of dat de bergen
opgetild worden, of dat men stenen liet drijven op de
oceaan, of dat de maan in tweeen werd gesplitst, of dat
God uit vlees gemaakt werd, of dat er horens op het
voorhoofd van een mens werden gezien, of dat de zoon
of dochter van een steriele vrouw gehuwd was, is dit
alles niet-waarchijnlijk, omdat het tegen de natuurwetten
is. Alle zaken die in overeenstemming zijn met
de natuurwetten, dat is sambhavaofwaarschijolijk.
n bhavti yashmin sobhav: I
Het achtste bewijs is abhava of onthreken. Als
bijvoorbeeld iemand aan een ander zegt: ‘breng een
olifant’ en de andere geen olifant daar ziet, concludeert
hij dan dat hij een olifant elders moet gaan halen.
Dit zijn de acht bewijzen of bronnen van kennis.
Zij kunnen ook tot vier teruggebracht worden indien
‘gezag’ ook ‘geschiedenis’ zou inhouden en
‘veronderstelling’ ook ‘vooropstelling’, ‘waarschijolijkheid’
en ‘ootbreken’ zou inhouden.
Dit zijn de vijf manieren om waarheid en nietwaarheid
te onderscheiden, en niet anders.
dhramvisheparshutad dryagudkramsamnyavishsamyavana I
pardytana sadhmryvedmarbhya tatavgyanni: shresham II
Vasiesikasutra 1. 1. 4
Oe mens krijgt uiteindelijk verlossing door ware
kennis op te doen van de zes categorieen, na een
waardig leven te hebben geleden. De zes categorieen
zijn: stof: eigenschap, activiteit, algemeenheid, bijzonderheid
en opvatting. Ware kennis is het resuJtaat van
vergelijking tussen gelijkheden en contrasten;
bijvoorbeeld aarde en water zijn met elkaar te
vergelijken voor wat betreft hun stoffelijkheid, maar
zijn ook onvergelijkbaar claar de aarde vast en het water
vloeibaar is.
parthivapastejovayurakaas kalo digatma man eti dravadi I
Vaisesika Sutra 1.1.15
De negen elementen zijn aarde, water, licht, lucht, ether,
tijd, ruimte, ziel en geest.
kriyagudvatssamvaikakaranmitidryelaksdam II
Vaisesikasutra 1.1.5
kriyasac gudasch vidhynte yasimstat kriyagudvat I Een
element is datgene waarin tegelijkertijd een werking en
een eigenschap voorkomen of slechts eigenschappen.
Van de elementen bestaan er zes waarin tegelijkertijd
een werking en een eigenschap voorkomen, namelijk
aarde, water, licht, ziel en geest. De overige drie, namelijk
ether, tijd en ruimte bezitten geen eigenschappen.
samvetu sheel yesya tat samvai, karyapragvartiretat karan
samavayi ch tatkaran ch samvayikaranam I Samavayi
betekent ‘inherent’. De oorzaak gaat steeds haar gevolg
voor. lakshyte yen telalchadam I
Laksana is datgene
waardoor iets bekend wordt, bijvoorbeeld vorm wordt
bekend door het oog. Aldus betekent het de
mogelijkheid tegelijkertijd oorzaak: en gevolg te zijn.
ruparsgandhsparshveti prithvi II Vaisesikasutra 2. 1. 1
Prithivi (aarde) heeft vier eigenschappen: vorm,
smaak, reuk en tastbaarheid.
veyasthit: parthivi gand: II Vaisesikasutra 2. 2. 2
Reuk is de natuurlijke eigenschap van de aarde.
Vorm, smaak en tastbaarlleid zijn het gevolg van een
combinatie met vuur, water en lucht. Evenzo hebben
water de smaak, vuur de vorm, lucht de tastbaarheid en
ether het geluid aIs hun natuurlijke eigenschappen.
rooparsparshvetye aapo derva: singedha: || Vaisesikasutra  2. 1. 2
Water heeft vorm en smaak, is tasthaar, vloeihaar
en zacht. Haar natuurlijke eigenschap is smaak en vorm
en tastbaarheid zijn het gevolg van een combinatie met
vuur en lucht.
apsu shitta ||                            Vaisesikasutra 2. 2. 5
Koelte is de natuurlijke eigenschap van water.
tejo roopsparshvart II Vaisesikasutra 2. I. 3
Datgene wat vorm heeft en tastbaar is, is licht of
vuur. Maar het heeft vorm aIs natuurlijke eigenschap en
tastbaarheid is het gevolg van haar combinatie met
lucht.
sparshvan yavu: ||                                                  Vaisesikasutra 2. I. 4
Lucht heeft tastbaarheid als haar eigenschap.
Haar bitte en koelte zijn echter het gevolg van haar
combinatie met vuur en water.
t aakshe n vidhyente lI                          Vaisesikasutra 2. 1.5
Vorm, smaak, reuk en tastbaarheid worden niet in
ether gevonden. Geluid is de enige eigenschap van
ether.
nishkarman parveshanmityakasya lingam II Vaisesikasutra 2. 1.20
Waar men in en uit kan gaan is ether.
karyayantrapradhubharvach sahbadL sparshvtammud: II
Vaisesikasutra 2. 1. 25
Geluid is geen eigenschap van aarde enzovoort
die als eigenschap gevoel heeft, omdat zij niet merkbaar
is in aarde enzovoort. Geluid is een eigenschap van de
ether.
aparisminnpar yugpachhir siriparmiti kaalligani II
Vaiesesikasutra 2. 2. 6
Tijd is datgene waarbij wij woorden zoals voor,
na, samen, lang, spoedig enzovoort gebruiken.
nityesavbavadniteshu bhavatkarne kalakhyeti II
Vaisesikasutra 2. 2. 9
Tijd wordt beschouwd als een oorzaak daar zij
niet voorkomt in dingen die eeuwig zijn, maar aIleen in
die dingen die een begin en een eind hebben.
it edmiti ratsatdisye ligam II Vaisesikasutra 2. 2. 10
Richting is datgene waarbij zulke woorden als
oosteIijk aan, zuideIijk aan, westeIijk aan, noordeIijk
san, boven of onder gebruikt worden.
aadityesyogad bhutpurvad behavisheto butaac prachi II
Vaisesiksutra 2. 2. 14
De richting waarin de zon is geweest, is en zal
zijn, is het oosten. De richting waar de zon ondergaat,
wordt het westen genoemd. Aan de rechterzijde van iemand
die zich naar het oosten heeft gekeerd, is het
zuiden en san zijn linkerzijde is het noorden.
aeten digantralaani vekhyatani II Vasiesika Sutra 2. 2. 16
De sub-richtingen zijn zuidoost, zuidwest,
noordwest en noordoost.
ichadeveshprytansukhad:kgyananyatamno lingmiti II
Vaisesikasutra 1. 1. 10
Ziel is datgene dat de volgende eigenschappen
bezit: verlangen, baat, wil, plezier, leed en kennis. De
Vaisesikasutra geeft nog meer eigenschappen van de
ziel op:
pranapannimishonmeshjivanmanogatiindriyantvikara :
sukhd:kechadveshprytnaschatmno ligani II
Vaisesikasutra 3. 2. 4
(prana) lucht uitademen; (apana) lucht inademen;
(nimesa) de ogen naar beneden wenden; (unamesa) de
[49)
ogen naar boven wenden; (jivana) de adem inhouden;
(manah) reflectie; (gati) geconcentreerd nadenken;
(indriya) zintuiglijk waarnemen; (antaravikara) interne
veranderingen zoals honger, dorst, koorts, pijn
enzovoort; verder plezier, pijn, verlangen, baat en streven
zijn eigenschappen van de ziel.
yugpajgaananupttimanrso ligam II Vaisesikasutra 1. 1. 16
Geest of manas is datgene waardoor het niet
mogelijk is tegelijkertijd twee dingen waar te nemen.
Tot zover de materie en haar beschrijving.
Nu zullen wij de eigenscbappen (guna) behande-len.
rooparsegandhsparsh: sankhya: parimadini parthaktav
senyogvibhago partevaparve budhya: sukhdukhe ichadvesho perantnasac guna: ||
Vaisesikasutra 1. 1. 6
Onderstaand worden vierentwintig
eigenschappen opgesomd: vorm, smaak, reuk,
tastgevoelen, aantal, maat, individualiteit,
samenstelling, oplossing, voorkeur, bijzaak, intellect,
plezier, pijn, verlangen, baat, streven, gewicht,
vloeibaarheid, genegenheid, indruk, deugd, ondeugd en
geluid.
Wat door het oog wordt waargenomen is vorm;
elke zoetheid enzovoort door de tong geproefd, wordt
smaak genoemd; hetgeen de neus opneemt, staat bekend
als reuk; wat de huid voelt, is tastbaar; aantal wordt
door tellen duidelijk, een, twee, enzovoort; maat is
datgene waardoor men komt te weten of iets licht of
zwaar is; individualiteit is de basis van het onderscheid
tussen verschillende dingen; samenstelling is het
samenvoegen van twee dingen die van mekaar
gescheiden waren; oplossing is de scheiding van
verbonden dingen in verschillende delen; voorkeur
houdt naderbij zijn in;
een bijzaak is verder afgelegen;
intellect is datgene wat bepaald wat verkeerd is en wat
juist is; plezier is een aangenaam gevoel; pijn is een
onaangenaam gevoel; verlangen is een gehechtheid;
baat is het tegenovergestelde van verlangen; streven
houdt allerlei kracht in; gewicht bepaalt zwaarte;
vloeibaarheid is datgene wat vloeit; genegenheid is de
emotie die ontstaat door het contact met een bepaald
ding; dharma houdt deugd en standvastigheid in, terwijl
a-dharma ondeugd en onstandvastigheid inhoudt.
chotropalbihdbhudinirga: parogedabhijavlit aakashdesh:    sabad: ||      Mahabhasya 1.1.1
Ben woord is datgene wat door het oor
opgevangen kan worden, door het intellect opgenomen
kan worden, uitgesproken kan worden en in de ether
leeft.
drveyacryagudvan syogvibagechvkaranmanpeksh eti
gudlakshnam II                Vaisesikasutra 1. 2. 16
Ben eigenschap is wat leeft in een wezen, geen
andere eigenschappen kan bezitten, geen oorzaak is en
onathankelijk is van andere eigenschappen.
utpekshadmavchepaadmakuchen parsaran gmanmiti karmani II
Vaisesikasutra 1. 1. 7
De vijf soorten bewegingen of handelingen zijn:
opstijging, nederdaling, samentrekking, uitzetting en
beweging in het algemeen.
ekdryemgude syogvibhagesvanpechkaranmati kramlakshnam II
Vaisesikasutra 1. 1. 17
[50]
ek dryemachrye aadro reshye tedekdraye, n vidhte gunoo reshye
yashmin va tadgun,syogeshu vibhageshu chapeskhrahit karan tetakmrllakshnam | rat kriyte tatkram, lakshyte yen telalchenam,
karmano laksan kramlakshnam |
I Handeling is datgene wat in
de stof voorkomt, geen eigenschappen bezit en een onathankelijke
oorzaak is in samenstelling en oplossing.
drayegunkarmna dravye karan samanyam II
Vaisesikasutra 1. 1. 18
Een algemene stof kan de causale stof van een
eigenschap ofhandeling zijn.
darvana drvya karya samnyam II Vaisesikasutra 1. 1. 23
Een stof kan de oorzaak zijn van veel andere
stoffen (dat wil zeggen veel stoffen kunnen verenigd
zijn in een stof).
dryetav guntav kramtevac saamnyani vishesac l
Vaisesikasutra 1.2.5
Stoffelijkheid in stoffen, eigenschappen in
eigenschappen en handelingen in handelingen zijn even
algemeen als zeldzaam, omdat stoffelijkheid algemeen
bestaat uit stoffen, maar ook zeldzaam is in vergelijking
met eigenschappen en bandelingen enzovoort.
samanya vishes eti budhyepeksham II Vaisesikautra 1.2. 3
Algemeenheid en specificiteit zijn relatief aan het
intellect Bijvoorbeeld tossen menselijke wezens is
menselijkheid normaal, maar is dierlijkheid abnormaal.
Eveuzo bestaat er een onderscheid tussen rnannelijkheid
en vrouwelijkheid, tussen brahmaan, Ksatriya, Vaisya
of Sudra zijn, enzovoort. Onder Brahmanen is
brahmaan zijn normaaI, onder ksatriya’s enzovoort.
,ehedimiti yat: karyakarnyo: s samvaye: II
Vaisesikasutra 1.2.26
Afkomst is het onafscheidelijk verband tossen de delen
en het geheel; de handeling en de bedrijver, de
eigenschap en de stof, de oorzaak en het gevolg. Bet
verband tossen tijdelijk verbonden dingen wordt
samenstelling genoemd.dryaguneyo: sjatiyaarmbhktyve sadhmreyam ||      Vaisesikasutra 1.1.9
Sadharmya of overeenkomst is het verband
tossen stof en eigenschap die hetzelfde soort stof en
eigenschappen voortbrengen, bijvoorbeeld aarde is een
stof waaruit een pot gebakken kan worden die dezelfde
eigenschappen behoudt. Evenzo kan ijs nit water
gemaakt worden en blijft het de eigenschappen van het
water behouden.dryagunoovirjatiyarmbktve vedmarem Er
bestaat bier dus overeenkomst tussen aarde en water.
Nietovereenkomstig is het tegenovergestelde, waneer
stoffen hebben stoffen voortgebracht die niet dezelfde
eigenschappen bezitten. Zo zijn bijvoorbeeld droogte en
reuk eigenschappen van aarde terwijl de eigenschappen
van water zeals vloeibaarheid en zachtheid niet daarmee
overeenkomen.
karanbhavatkaryabhav: II Vaisesikasutra 4. 1. 3
stof waaruit een pot gebakken kan worden die dezelfde
eigenschappen behoudt. Evenzo kan ijs nit water
gemaakt worden en blijft het de eigenschappen van het
water behouden. dryagunyohvirjatiyarambktv Er
bestaat hier dus overeenkomst tussen aarde en water.
Nietovereenkomstig is het tegenovergestelde, wanneer
stoffen hebben stoffen voortgebracht die niet dezelfde
eigenschappen bezitten. Zo zijn bijvoorbeeld droogte en
reuk eigenschappen van aarde terwijl de eigenschappen
van water zeals vloeibaarheid en zachtheid niet daarmee
overeenkomen.
karanbhavtkaryabhav: II Vaisesikasutra 4. 1. 3
Het bestaan van de oorzaak leidt tot het bestaan
van het gevolg.
n tu karyabhavatkarnabhav: II Vaisesikasutra. 2. 2
Het niet-bestaan van een gevolg bewijst nog niet
dat er geen oorzaak bestaat.
[51]
karanabhavkaryabhav: II Vaisesikasutra 1. 2. 1
Het ontbreken van een oorzaak maakt een gevolg
onmogelijk.
karangunpurvak: karyaguno durst: II Vaisesikasutra 2.1. 24
De eigenschappen van het gevolg bestonden
vooraf in de eigenschappen van de oorzaak.
Er bestaan twee soorten maten:
anumehditi tasimnvishes bhavadivsehsabhavach II
Vaisesika sutra 7. 1. 11
‘Klein’ en ‘groot’ zijn relatief, zeals een berg
kleiner is dan de aardbol en grater dan een boom. sditi reto dravegunkarmeshu sa stta ||  Vaisesika sutra 1. 2. 7
Het gebruik van het woord ‘is’ in verband met
een stof, eigenschap of handeling, geeft het bestaan
daarvan aan. Dit geldt in alle gevallen van bestaande
dingen.
bhavonuvarterev hetutvatsamanyemev  II Vaisesikasutra 1. 2. 4
Bestaan bestaat door alle bestaande dingen. Het
wordt daarom mahasamanya of hoogste algemeenheid
genoemd. Dit is de beschrijving geweest van de
positieve aspecten van de stoffen. De negatieve
aspecten bestaan nit vijf soorten:
kriyagunvepdeshabhavatpragsat II Vaisesikasutra 9. 1. 1
Het eerste wordt ‘vooropstelling’ genoemd, dat
wil zeggen de voorstelling over een voorwerp dat nog
niet bestaat op grond van de afwezigheid van een
bepaalde handeling of eigenschap, bijvoorbeeld de pot
of het goed bestonden niet voor hun fabricage.
sadsat ||            Vaisesikasutra  9. 1. 2
Het tweede is ‘nagedachtenis’, dat wil zeggen de
voorstelling van een voorwerp dat nu niet meer bestaat,
bijvoorbeeld de pot die brak na haar fabricage.
Vaisesikasutra 9.1.4
Het derde is de ‘fantastische voorstelling’,
bijvoorbeeld het paard is niet de koe en de koe is niet
het paard, maar men stelt zich een koe voor als paard en
een paard als koe; terwijl de koe zonder twijfel een koe
is en het paard zonder twijfel een paard.
rechanyadsadtsatdsat II Vaisesikasutra 9. 1. 5
Het vierde is ‘onredelijke voorstelling’, wat
verschillend is van de drie bovengenoemde soorten.
Bijvoorbeeld de horens van een mens, bloemen van de
lucht, de zoon van de steriele vrouw.
“nasit gehto geh eti sto gatsye gehsesagpartished: II
Vaisesikasutra 9. 1. 10
[52]
Het vijfde is ‘redelijke voorstelling’, bijvoorbeeld
als de pot niet in huis is, moet bij ergens anders zijn. Oit
zijn de vijfvoorstellingen.
indryedosatsankardoshchvidha II Vasiesikasutra 9. 2. 10
Domheid is te wijten aan een gebrek in de
zintuigen of omwille van aangeboren eigenschappen
(sanakara).
tedusth gynam II Vaisesikasutra. 2. 11
Gebrekkige kennis staat gelijk aan domheid.
Aedusht vidya II Vaisesikasutra 9.2. 12
Accurate kennis is de juiste kennis.
Paritveyadirooprsgandsparsha daryanityetvadnityasach II
Vaisesikasutra 7. 1. 2
eten niteshu nityetavmuktam II Vaisesikasutra 7. 1. 3
De voorwerpen, aarde enzovoort en hun
eigenschappen, vorm, smaak, reuk en gevoel zijn allen
niet-eeuwig, daar hun grondstoffen niet eeuwig zijn.
Maar de eigenschappen reuk enzovoort, die in de
oorzakelijke stoffen voorkomen, zijn eeuwig.
sadkaranvanityam II Vaisesikasutra 4. 1. 1
Hetgeen bestaat en geen oorzaak heeft, is eeuwig.
De eigenschappen die een gevolg zijn en een oorzaak
hebben, zijn Diet eeuwig.
asyed karya karan seyogi virodhi samvai ceti langikam ||
Vaisesikasutra 9. 2. 1
Er bestaan vier soorten waameming, d.i. de
kennis van een voorwerp door middel van haar
bestemming. Samavayi of waameming door de
eigenschap, bijvoorbeeld het uitzetten van het
luchtruim. Samyogi of waameming door het verband,
bijvoorbeeld het lichaam heeft een huid.
Ekarthasamavayi of waarneming van een eigenschap
door het zien van een andere eigenschap uit het zelfde
ding, bijvoorbeeld door te voelen. Virodhi of
tegengestelde waameming, bijvoorbeeld de voorbije re.
gens duiden op toekomstige regens.
Nu zullen wij vyapti of ‘bewijs’ uitleggen.
niyatdhramsahitymubhrorekatrasye va yapti: II
nijskattudbhavmityacharya: II
aadyesaktiyog eti panchseel: II sankhya 5. 29. 31.32
Vyapti of ‘bewijs’ is het noodzakelijk verband
van vaste aspecten van de sadhya en sadhana of van
sadhana alleen. Sadhya is het demonstreerbare of
hetgeen bewezen moet worden. Sadhana is de
demonstratie of datgene waardoor het demonstreerbare
bewezen wordt, bijvoorbeeld er bestaat een bewijs
tussen rook en vuur (29).
Rook ontstaat door vuur, dat
wil zeggen de kracht van het vuur verandert water en
andere stoffen in het vuur tot rook. De rook nu blijft in
de lucht hangen op een geheel andere plaats, zelfs
zender vuur. De kracht van het vuur is echter nog daar.
Dit is een geval van vyapti (31). Kracht bestaat in iets
krachtigs. De krachtige is de bezitter en de kracht is het
bezil. Het verband tussen kracht en de krachtige wordt
ook vyapti genoemd. Bovenstaand werd geillustreerd
hoe het opvoedingswerk, na grondige studie van de
schriftelijke bewijzen, uitgeoefend moet worden.
Anders kunnen de studenten geen juiste kennis van de
waarheid opdoen. De leerboeken moeten nauwkeurig
gekeurd worden aan de hand van de richtlijnen boven
aangegeven. AIleen de booken die de test doorstaan,
moeten in het onderwijs [53]
gebruikt worden en alle anderen moeten totaal
vermeden worden.
Immers, lakshanparmanbhya vastushidhi: II Zoals door
haar eigenschap ‘reuk:’ aarde wordt onderscheiden,
moeten alle zaken door de daarin voorkomende
eigenschappen als ware en niet-ware onderscheiden
worden.
Methode van onderwijs geven
Nu zullen wij de methode van onderwijzen behandelen.
Wij beginnen met de aforismen van Panini over de
uitspraak: van letters. De uitspraak hangt van drie
factoren af: sthana, prayatna en karana. Als wij
bijvoorbeeld de letter ‘p , uitspreken, is de lip haar
orgel, haar moeite de volle kracht en haar functie de
werking van de adem en de tong. Het is de plicht van de
moeder, de vader en de leermeester de uitspraak:
volgens deze methode te onderwijzen.
Daana moet men de grammatica behandelen of
de aforismen van Panini’ s Astadhyayi. Berst moet het
lezen van de aforismen onderwezen worden,
bijvoorbeeld vriddhiradaic. Daarna het opsplitsen van
dit aforisme in woorden, bijvoorbeeld vriddhih, at aic ;
daarna het samenstellen, bijvoorbeeld acc, aice, adaic ;
dan de betekenis, bijvoorbeeld vriddhi is de technische
benaming van de letters a, ai en au. Verder is er het
aforisme tah pam yasmat sa taparastadapi parastaparah.
Dit betekent dat de letter die gevolgd of voorafgegaan
wordt door een technische ta, een tapara genoemd wordt
en clat alle tapara-letters individuele letters zijn, en niet
van een bepaalde klasse.
Het vormen van woorden kan op de volgende
wijze onderwezen worden, bijvoorbeeld als we de
formatie van bet woord bhagah mooten tonen. Het stamt
nit de wortel bhaj met achtervoogsel ghan verwijzend
naar de letters gh en n. Bhaj wordt daarom bhaj. Nu
verandert de j in g. Het woord wordt bhag. Als wij een
ander woord nemen als adhyaya, zien wij als
voorvoogsel adhi, als wortel in en als achtervoogsel
ghan. De eerste klinker van de wortel is i, die veranderd
wordt in zijn corresponderende verlenging ai, die op
zijn beurt ay wordt.
Neem bijvoorbeeld bet woord nyaakah. De
wortel is nin. Het achtervoogsel is nvuI. De lange i van
de wortel nin verandert in haar corresponderende
verlenging ai, dat op zijn beurt ay wordt, en aIles
samengevoogd nayakah. Wij nemen nu een ander
woord: stavakah. De wortel is stu en bet achtervoegsel
nvuI. De korte U van stu wordt verlenging au, dat op
zijn beurt verandert in av, aIles samengevoegd stavakah.
Neem bet woord karakah. De wortel is kri en bet
acbtervoogsel nvuI. De aanwijzende i wordt
weggelaten, vu wordt aka. De eerste klinker r van de
wortel wordt veranderd in de corresponderende
verlenging ar, alles samengevoegd karakah.
AIle delen van dit proces moeten in detail als
hieronder aangegeven op lei of schoolbord
gedemonstreerd worden, en alle aforismen die daarvoor
in aanmerking komen, moeten voorgelezen, opgeschreven,
uitgelegd en toegepast worden. De
leerlingen zullen het geheel zeer spoedig leren indien
het op de bovenaangehaalde wijze wordt uitgelegd. Om
het woord bhaga te vormen: bhaj + ghan + su = bhaj +
a + su na weglating van gh en n; a wordt veranderd in
verlenging a; j wordt veranderd in g = bhaga + su =
bhiIgar; de U weghalen en s in U veranderen en uit eindelijk
U weer weghalen = bhagar; r wordt veranderd
in h.
Nadat het eerste lezen van de Aitadhyayi aldus
voltooid is, moet de dhatupatha met haar uitleg ter hand
genomen worden en de tien lakara’s. Aforismen die
over algemene regels (utsarga) handelen, moeten eerst
onderwezen worden en daarna zij die handelen over
buitengewone gevallen (apavada). Er bestaat bijvoorbeeld
een aforisme an karmanyan. Dit betekent dat het
achtervoegsel an gebruikt moet worden wanneer het
eerste deel van de samenstelling een onderwerp is,
bijvoorbeeld kumbhakarah.
Nu wordt de uitzondering op de bovenstaande
regel gegeven in het volgende aforisme: atonupsarg k: |
Dit betekent dat in gevallen waar de wortel van het
woord eindigt in lange a en het eerste gedeelte van de
[54]
samenstelling, alhoewel een onderwerp, geen voorvoegsel
krijgt, het achtervoegsel k’ gebruikt wordt in
plaats van het achtervoegsel an. De uitzondering
overtreft de regel, en niet omgekeerd. In het rijk van een
Cakravartl-koning zijn de mandalika’s en Bhumihara’s
ondergeschikt, maar in het gebied van de Mandalika’s
enzovoort zijn de Cakravarti’s ondergeschikt. De wijze
Panini heeft de hele kennis van het woord, het onderwerp
en hun verband in duizend aforismen neergelegd.
Na dhatupatha moet unadigana onderwezen worden.
Na de subanta moet de tweede lezing van de
Astadhyayi ter hand genomen worden, ter opheffing
van alle twijfel, met de bijkomende traktaten (varttika,
karika) en de technische definities (paribhasa). De
Mahabhaasya moet op het einde onderwezen worden.
Indien de onderwijzer en de onderwezenen intelligent,
vlijtig en leergierig zijn, kunnen zij de grammatica
binnen drie jaar onder de knie krijgen, anderhalf jaar
voor de Astadhyayi en nog eens anderhalf jaar voor de
Mahabhasya. Wanneer zij de gewone taal en het
vedisch Sanskrita goed machtig zijn, zal het voor hen
zeer gemakkelijk zijn de overige geschriften te lezen. Er
is veel meer werk vereist om de grammatica te leren dan
voor de andere boeken.
Verder is het zo dat drie jaar gewijd Ban de studie
van de Astadhyayi en de Mahabhasya de grammatica
meer bijbrengen dan vijftig jaar besteed aan de studie
van minderwaardige boeken zoals Sarasvata-candrika,
Kaumudl en Manorama De reden hiervoor is dat de
twee grote werken zeer ingewikkelde onderwerpen in
zeer gemakkelijke stijl hebben weergegeven. Dit
voordeel kan niet uit de boeken van onbelangrijke
schrijvers gehaald worden. Het doel van de grote
werken is moeilijke dingen zodanig te stellen dat
gewone mensen met zo weinig mogelijk moeite er
zoveel mogelijk voordeel uit trekken, terwijl die andere
schrijvers hun werken zo Banbrengen dat men zelfs met
grote moeite weinig voordeel haalt. De studie van de
boeken van gewone schrijvers is gelijk Ban een hele
berg ontginnen en een schelp vinden, terwijl de studie
van de grote werken gelijk is Ban eenmaal onderduiken
en waardevolle parels bernachtigen.
Na de grammatica kunnen de Nighantu en de
Nirukta van Yaska binnen zes tot acht maanden worden
afgehandeld. Het heeft geen enkel nut een jaar te
besteden aan de studie van niet vedische (nastika)
bocken zoals Amarakosa. Daarna kunnen onderwezen
worden Beginselen van de prosody’ van Pingala dat
vedische en gewone poezie behandelt Vier maanden
zijn voldoende om dit boek te bestuderen. Er moet geen
jaar zoek gemaakt worden met de werken van
onbelangrijke schrijvers zoals de Vrittaratnakma
Hierna moeten de Manusmriti, de ramayana van
Valmiki, de Mahabharata tot en met het Udyoga hoofd·
stuk,
de Vidura-nIti en andere geschikte werken
onderwezen worden, zodat goede manieren verkregen
en slechte gewoonten vermeden kunnen worden. De
studie van deze bocken inclusief analyses, uitleg,
kritiek, moraal enzovoort mag niet meer dan een jaar
vereisen. Daarna wordt het onderwijzen van de zes
filosofische bocken ter hand genomen, namelijk Purya
Mimansa, Vaisesika, Nyaya, Yoga, Sankhya, Vedanta
met commentaren van andere eminente schrijvers. De
studie van de VedAnta moet voorafgegaan worden door
de studie van de tien Upanisad’s: ISa, Kena, Katha,
PraSna, Mundaka, Mandukya, Aitareya, Taittiriya,
Chandogya en brihadaranyaka. Deze filosofische
werken met commentaren kunnen in twee jaar
bestudeerd worden. Daarna moeten de vier Veda’s
zowel theoretisch als praktisch bestudeerd worden, met
hun vier Brahmana’s : Aitareya, Satapatha, Sama en
Gopatha, met de accenten, woorden, verkldaringen,
verbanden en werkwoorden. Immers,
[55]
stanurai bharhaar: kilabudhditye ved n vijanati yothram I
yohtharg itskal bhdrmasnute nakmeti gyanvidhutpapma II
Nirukta 1. 18
Wie slechts de Veda’s met haar accenten leest,
zander hun bedoeling te kennen, is te vergelijken met
een boom die de last draagt van takken, bladeren,
vruchten of bloemen of een lastdier dat zware vrachten
graan enzovoort torst, zander te weten waarvoor. Maar
wie de Veda’s bestudeert en hun ware bedoeling begrijpt,
bereikt een vreugdevol leven. Als hij daarbij
zanden vermijdt door de ware kennis en rechtvaardig
handelt, verkrijgt hij gelllkzaligheid nu en verlossing na
de dood.
ut tav: pasyann ddas vacmatu tav: sudvan sudotenaam I
uto tavsme tanv vi sastre jayev ptye usti suvasa: ||
Rigveda X. 71.4
De onontwikkelden zien Diet terwijl zij ziende
zijn en horen niet terwijl zij horende zijn. Zij kennen de
waarde van ware kennis niet. Aan hem die kennis
draagt van het woord, de betekenis en hun verband,
openbaart de kennis haar ware schoonheid, zoals de lieftallige
vrouw, die van buitenaf gezien mooi gekleed is
en vol sieraden zit, aIleen aan haar echtgenoot haar
lichaam en innerlijk zelf toont. Kennis openbaart haar
echte inhoud aan hen die kennen, Diet aan anderen.
checho akshre parme yohmaan yasmindev adi vishve nishedhu: |
yashtann ved krimcha karisheyti yeh etdidusat eme smaste II
Rigveda I. 164.39
Kan degene die Diet weet dat God aldoordringend,
onverwoestbaar en hoogst verheven is, dat in
Hem/Haar aIle kennis huist en Hij/Zij het middelpunt
van de Veda’s is, emg voordeel uit de Rigveda of andere
geschriften trekken? Neen, nooit. Maar degenen die
de Veda’s Iezen, rechtvaardige daden stellen, yoga
beoefenen en daarbij God kennen, versterken zich in
God en verkrijgen de hoogste zaligheid.
Daarom is het noodzakelijk dat alles met volledige
betekenis en juiste kennis wordt geleerd
Na aldus de Veda’s bestudeerd te hebben moeten
vier jaar gewijd worden aan de Ayurveda of erkende
medische werken van Caraka, SuSruta enzovoort. De
studie moet theorie en praktijk inhouden in het gebruik
van instrumenten, chirurgie, verbandleer, behandeling,
diagnose, kennis van kruiden, dieet, het lichaarn, klimaat,
het weer enzovoort.
Daarna volgt de Dlanurveda of de kunst van het
besturen. Dit bestast uit !wee onderdelen: een onderdeel
handelt over de bestuurders en het ander deel over het
volk. De theoretische en praktische aspecten van oorlog,
gebruik van wapens, training, militaire oefeningen
enzovoort, moeten grondig bestudeerd worden onder
leiding van een militaire autoriteit.
De plichten van de
ambtenarij en de methoden om het welzijn van de
bevolking te garanderen moeten ook onderwezen
worden. Oit onderdeel van de studie zal ook de
rechtspraak moeten inhouden, dat wil zeggen de
rechtspraak en de bescherming van het volk tegen
overtreders en boosdoeners in wetboeken vastieggen.
Aan deze wetenschap kunnen !wee jaar besteed worden.
Nu volgt de Gandhavaveda of de wetenschap en kunst
van muziek, met noten, wijzen, arrangementen, tijdmaten,
toon, lucht, instrumenten, dansen, zingen
enzovoort. De SamaVeda moet hoofdzakelijk bestu-
[56]
deerd worden met voca1e en instrumentale begeleidingen.
De Narad Samhita en andere werken over dit
onderwerp moeten ook doorgenomen worden. Degenen
die muziek Ieren, moeten nooit vervallen in zinnelijke
kroegliederen van dronkaards, prostituees en
streatzangers, of in het ezelachtig gehuil van goedkope
musici.
De Arthaveda beheIst de economie, kunst,
industrie, handel en aIles wat in verband staat met het
materieel welzijn van de mensen. Er moeten twee jaar
gewijd worden aan de studie van de astronomie wat ook
wiskunde, algebra, aardrijkskunde, mijnbouwkunde en
ruimteleer omvat. Aan vakopleiding en techniek moet
ook de nodige aandacht besteed worden. Men moge
zich echter nooit wijden aan studie van de valse leer van
de astrologie, effect van sterren, horoscoop trekken,
vaststellen van gunstige momenten enzovoort.
De opvoeders
moeten zodanig te weIk gaan dat jonge studen·
ten al deze kennis binoen dertig of eenendertig jaar
hebben opgedaan. Good georganiseerd onderwijs kan
binnen dertig of eenendertig jaar datgene bereiken wat
anders in honderd jaar onmogelijk zou zijn.
De reden waarom aileen bovenaangehaalde
werken onderwezen moeten worden, is dat zij zeer goed
beschreven onderwerpen bevatten en rechtgeaard zijn.
De anderen zijn zondig, bekrompen en bevooroordeeld,
en hun boeken zijn derhalve ook van die aard.
De volgende commentaren over de zes systemen
van filosofie worden voorgesteld: het commentaar van
vyasa op de Purva Mimansa, van Gautama op de
Vaisesika, van Vatsayayana op de Nyaya, van Vyasa op
de Pstanjali Surta, van Bhaguri op de Sankhya van
Kapila, van Vatsyayana op de Vedanta van Vyasa,
ofwel het commentaar van Baudhayana, met de Vrittis.
De Sutra’ s vallen onder de categorie van Kalpa. De Rig
veda, de Yajurveda, de SlImJJv«ia en de Atbarvav«ia
zijn de geopenbaarde boeken van God. De volgende
boeken zijn van de zieners: de vier Bnibm~ ‘s:
Aitareys, Satapatha, Sama en Gopatha. De zes
Vedanga ‘s: Shiksa, Kalpa, Vyakarana, Nighantu.
Nirukta, Chanda en Jyotisa. De zes Upanga’s of boeken
over filosofische systemen, bijvoorbeeld de Mimansa
De vier Upa-veda: Ayurveda, Dhanurveda, Gandharva
veda en Arthaveda. Ook in deze boeken zullen die delen
die in tegenstelling tot de leringen van de Veda’s staan,
overgeslagen moeten worden. Immers, de vier Veda’s
zijn van God, ze zijn vrij van valsheid en ze zijn hun
eigen gezag (svatah pramana.). De Brahmana’s steunen
op een ander gezag, met name dat van de Veda’s
(paratah pramana). Voor nadere bijzonderheden over de
Veda’s wordt de lezer verwezen naar het werk Rigvedadi-
bhasyabhumika III en ook naar een later
hoofdstuk van dit boek.
Nu wordt een korte lijst gegeven van de boeken
die vsla zijn en vermeden moeten worden. In
grammatica de werken Katantra, Sarasvata, CandrikA,
Mugdhabodha, Kaumudi, Sekhara, Manorama
enzovoort; de Amarakosa enzovoort; de Vrittiratnakara.
In het onderwijs het boek dat begint met ath
siksha pravsyami paniniynl metn ytha Ii
In de astronomie de
Sighra-bodha, de Muhurttacintamani enzovoort; in de
dichtkunst de Naykabheda, Kuvalayananda,
Raghuvamsa, Magha, Kiratarjuniya enzovoort; in
Mimansa de Dharmasindhu, Vratarka enzovoort.
In VaiSika de Tarkasarigraha enzovoort; in Nyaya de
JagsdiSi enzovoort; in Yoga de Hatha-pradipika ; in
Samkhya de Sankhya-tattva-kaumudi enzovoort; in
Vedanta de Yoga-vasistha, de Pariadasi enzovoort; in
de geneeskunde Saranga-dhara enzovoort; in yoga,
de interpolaties in de Manusmriti en verder aile andere
Smriti’s; aile Tantra-boeken, aile Purana’s, de
, de Ramayana van Tulasidas, de Rukmiplimangala
en andere dergelijke boeken. AI deze boeken
zijn waardeloos en vals.
Vraag: Is er helemaal geen waarheid in deze
boeken?
Antwoord: Natuurlijk zit er enige waarheid in die
boeken, maar de hoeveelheid niet-waarheid erin is veel
groter. Deze boeken moeten aIs giftig voedsel venmeden
worden.
Vraag: Heeft U geen geloof in de Purana’s en de
gescbiedenis boeken?
[57)
Antwoord: Zeker hebben wij geloof; maar alleen
in waarheden en niet in valsheden.
Vraag: Welke zijn waar en welke zijn vals?
Antwoord: bhranitihasan puranani. :kalpan gatha.
narasrsariti II Grhyasutra ltihasa, purana, Kalpa,
Gatha, NaraSansi zijn de vijf  namen die aan de Aitareya,
de Satapatha en andere Brahmana’s zijn gegeven en niet
aan de Srimad Bhalgaven enzovoort.
Vraag: Waarom accepteert U die delen niet van
de verwrupen boeken die waarheid behelzen?
Antwoord: AI wat waar is in die boeken, staat in
de ware geschriften zoals de Veda’s, en al hetgeen vals
in hen, is van henzelf. Het accepteren van de ware
gescbriften zoals de Veda’s omvat de hele waarheid
Indien iemand wenst de ware delen uit deze boeken te
putten, zullen onwillekeurig de niet-ware delen hem ook
bijblijven.
asatyamisrn satya duratastatyajyamiti lI dit wil
zeggen: daarom moet de waarheid die besmet is met
valsheid, als giftig voedsel worden geschuwd.
Vraag: Wat is Uw geloofsovertuiging?
Antwoord: Onze geloofsovertuiging is vedisch,
dat wil zeggen wij accepteren en verwerpen de dingen
die respectievelijk acceptabel en verwerpelijk zijn, volgens
de Veda’s. Wij geloven in de Veda’s. Eigenlijk
moet elkeen in de Veda’s geloven en vooral de Arya’s
moeten geen ander geloof hebben dan dit, en in goede
harmonie met elkaar leven.
Vraag: Zoals waarheid en niet-waarheid in
tegenstrijd met elkaar zijn en zoals er tegenstrijdigheden
in verschillende boeken voorkomen, verschillen SlIstra’s
op veel punten over het punt van de schepping van de
wereld Volgens de Mimansa ontstond de wereld door
karma of een handeling; volgens Nyaya door actie;
volgens Yoga door energie; volgens Sankhya door
prakriti; volgens Vedanta door Brahma of God. Zijn dit
geen tegenstrijdigheden?
Antwoord: Op de eerste plaats handelen de
Sastra’s, met uitzondering van Sankhya en Vedanta,
niet hoofdzakelijk over de schepping. Ten tweede
begrijpt U de materiele overeenstemming en
tegenstrijdigheid niet In feite hestaat er geen verschil
tussen deze boeken. Nu stel ik U de vraag wat een
tegenstrijdigheid is. Moet het verschil Over een punt of
over veel punten handelen?
Vraag: Wanneer verschillende boeken over een
punt verschillend schrijven, wordt dit een tegenstrijdigheid
genoemd Oak hier is het punt een, namelijk de
schepping.
Antwoord: Beschouwt U kennis als een of als
vele?
Antwoord: Ben!
Als U het als een heschouwt, waarom zijn dan
grammatica, geneeskunde, astronomie enzovoort
verschillend? Zoals kennis een ding is maar haar onderdelen
van mekaar verschillen, evenzo is de schepping
een, maar worden haar zes aspecten verschillend behandeld
in de zes verschillende systemen van de filosofie.
Zij zijn niet tegenstrijdig. Bijvoorbeeld het maken van
een pot vereist actie, tijd, kIei, verstand, energie om te
verdelen en te vermengen, materiaal en de pottenbakker
Actie is bier dus een oorzaak. Tijd werd hehandeld
in de VaiSesika ; materia causa in Nyaya ; energie in de
Yoga; de rangorde van de elementen in de Sankhya en
de schepper, cii. God, in de Vedanta. Zoals in medische
[58]
boeken diagnose, hehandeling, medicijnen, dieet
verschillend behandeld worden onder verschillende
hoofdstukken, maar het hoofddoel net eender is,
namelijk pijn te stillen, zo ook heeft de schepping van
de wereld zes oorzaken en zijn zij afzonderlijk
bebandeld in de zes Sastra’s. Zij zijn niet tegenstrijdig.
Dit onderwetp zullen wij verder behandelen in het
hoofdstuk over de schepping.
De dingen die studie in de weg kunnen staan,
moeten zorgvuldig vermeden worden, zoals slecht
gezelschap of omgang met slechte en seksueel-driftige
personen; slechte gewoonten zoals de drank en
prostitutie; vroege huwelijken, dit wil zeggen het
huwelijk van een man voor zij vijfentwintig jaar oud is
en van een vrouw voor zij zestien jaar oud is; seksuele
onzuiverheid; ongehoorzaamheid tegenover de koning
(het staatshoofd), de ouders, de geleerden en de heilige
geschriften; te veel eten; te laat opblijven; luiheid of
valsheid in de studie; niet bewust zijn van de waarde
van kennis; gebrek aan eerbied voor seksuele zuiverheid
als voornaamste middel voor sterkte, wijsheid,
gezondheid, gezag en welstand; tijd verliezen met het
aanbidden van beelden enzovoort in plaats van God;
geen vertrouwen stellen in de ouders, de leraar en
geleerden; gebrek aan eerbied voor de wetten van
varna ‘s  aSrama’s en dat vervangen door absurditeiten
als sandelpasta op het voorhoofd smeren, tilak, dragen
van halssnoeren, gernaakt uit hout van de Tulasiplant en
rozenkransen; vasten op de 11′ of 13′ dag van de
maand; bedevaarten naar Benares enzovoort; geloof
hechten aan het effect van het citeren van de namen
Rama, Krisna. Nareyana, Siva, Bhagavati, GaneSa
enzovoort ter vergeving van zonden; geen vertrouwen
hehben als gevolg van influisteringen door huichelaars;
geloof in valse Purana’s als middel tot zaligmaking
zonder studie, rechtvaardigheid, Yoga en aanbidden van
God; geldzucht en alkeer van kennis; doelloos
rondslenteren. Deze ongewenste leefwijze houdt de
student verstoken van de zegen van seksuele zuiverheid
en geleerdheid, en maakt hem ongezond en dom.
Tegenwoordig zien wij sektarische en zelfzuchtige
Brabmanen enzovoort die mensen van kennis
afhouden en hen op het slechte pad leiden, met het
gevolg dat zij hun gezondheid, hun gemoedsrust en rijkdom
verliezen. Zij denken dat indien zij de Ksatriya’s
onderwijs zouden geven, de laatsten ontwikkeld zuIlen
worden en hen niet meer zuIlen respecteren en zich nit
hun strikken zuIlen bevrijden. De regering en het volk
moeten aile maatregelen treffen om deze hinderpalen op
het pad van de jongens en meisjes die zich geheel willen
wijden aan het opdoen van kennis, op te ruimen.
Vraag: Mogen ook vrouwen en Sudra’s de
Veda’s bestuderen? AIs zij deze boeken bestuderen, wat
moeten wij dan doen? Geen enkele gezaghebbende tekst
staat dit toe: er is zelfs een verbod: astrirudre nadhiyatamiti srute
Dit betekent dat vrouwen en Sudra’s niet
mogen Iezen, aldus deze Sruti.
Antwoord: Zowel Mannen als vrouwen hebben
recht op onderwijs, zonder enig onderscheid. Het
verbod dat U heeft aangehaald, is nit geen enkel
gezaghebbend of betrouwbaar geschrift. Dit is Uw
eigen maaksel. In het zesentwintigste hoofdstuk van de
Yajurveda staat duidelijk dat aan allen het recht toekomt
van lezen en horen van de Veda’s en andere heilige
boeken
ythema wacth kalyanimavdani jnebhya : I
bramrajnyabhyashuddray chayara ch sway charnay ch Ii
God zeg!: zoals ik deze leringen aan allen geef in
de vonn van de Rigveda enzovoort (de vier Veda’s), die
in en na dit leven zegen geven, moet U dit aan aile
mensen doorgeven.
Vraag: Staat hier het woord jana aileen voor de
wedergeborenen, aangezien in de Smriti’ s geschreven
staat dat de studie van de Veda’s aileen is toegestaan
aan [59]
Brahmanen, satriya’ s en VaiSya’s, en niet aan
vrouwen en Sudra’s?
Antwoord: (brahmarajanyabhyam) God heeft het
zelf gezegd. Hij heeft de Veda’s gegeven ten voordele
van Brahmanen, ksatriya’s, VaiSya’s, Sudra’s,
knechten, vrouwen en zelfs de achtergestelde Sudra’s.
dat betekent dat alle mensen de Veda’s moeten lezen en
horen, hun kennis uitbreiden, goede dingen accepteren,
slechte gewoonten achterwege laten en gelukkig zijn.
Moeten wij Uw geboden opvolgen of die van
God? Ongetwijfeld moeten wij Gods geboden
opvolgen. Elkeen die hat niets doet is een ongelovige
(IJ8stika). Wi! God niet het beste hebben voor de
Sudra’ s? Indien het de bedoeling van God was
onderwijs aan de Sudra’s te verbieden zou hij hen geen
tong en oren hebben gegeven. Zoals God aarde, water,
vuur, lucht, maan, zon, koren en andere dingen voor aile
mensen heeft gemaakt, zo heeft hij ook de Veda’s voor
allen geopenbaard. Waar er sprake is van een verbod,
betekent bet eenvoudigweg dat degene die niet in staat
is het goede uit onderwijs te trekken, en niettegenstaande
onderwijs dom blijft, een Sudra genoemd moet
worden. In dat geval is onderwijzen van geen enkel nut.
Voor wat betreft het verbod in het geval van vrouwen,
is dit slechts te wijten aan Uw domheid, zelfzucht en
dwaasheid. De Veda’s staan het onderwijzen aan
meisjes toe in de volgende tekst:
bramchran kanya yuvan vindhte patim II
A tharvaved811. 5. 18
Zoals jongens na het beeindigen van hun
celibataire leeftijd en opvoeding huwen met volwassen
en welopgevoede meisjes van dezelfde aard, moeten
meisjes het celibaat in acht nemen en volle kennis
nemen van de Veda’s en hun leer, om daarna in het
huwelijk te treden met welopgevoede jongelui van
dezelfde aard. Dit bewijst dat vrouwen ook het celibaat
moeten beoefenen en de Veda’s lezen.
Vraag: Moeten vrouwen de Veda’s ook lezen?
Antwoord: Zeker. Wij lezen in de  Srauta Sutra ‘s :
iem mantre patni pthet I
Opdat de vrouw deze mantra tijdens de yajna
zou lezen’. Indien de heilige geschriften, de Veda’s
inbegrepen, Diet san vrouwen onderwezen zouden
mogen worden, hoe zouden zij dan de mantra’s met
zuiver accent kunnen lezen en Sanskrita spreken ter
gelegenheid van een yajna
Het staat duidelijk
geschreven in de Satapatha Brahmana dat Gargi en
anderen, die de juwelen onder de vrouwen van India
waren, pas bekwaam werden geacht nadat zij de Veda’s
en andere geschriften bestudeerd hadden. Indien
mannen geschoold zouden zijn en vrouwen ongeschoold
of omgekeerd, zou in aile gezinnen een
constante ruzie heersen en zou er geen geluk bestaan.
Indien vrouwen Diet geschoold zouden worden, hoe
zullen zij dan in staat zijn als leraressen te werken op
meisjesscholen? Zij zouden ook geen deel kunnen
nemen in staatszaken, rechtszaken en dergelijke.
Huishoudelijke zaken, seksueel genot en huishouden
zijn dingen die nooit bevredigend uitgevoerd kunnen
worden als de vrouw Diet goed geschoold is.
Het is een vaststaand feit dat vrouwen uit koninkIijke
gezinnen van het oude India zeer goed bedreven
waren in de krijgskunst. Hoe zouden anders Kaikeyi en
anderen samen met hun echtgenoot DaSaratha
enzovoort hebben kunnen strijden in de oorlog?
[60]
Daarom moet de vrouw van een brahmaan of van
een ksatriya alle wetenschappen bestuderen; de vrouw
van een VaiSya moet de handelleren en de vrouw van
een Sndra het dienen.
Zoals mannen minstens grammatica, tbeologie
(dharma) en de beginselen van hun beroep moeten
Ieren, ZO ook is het noodzakelijk dat vrouwen
grammatica, tbeologie, geneeskunde, wiskunde en
(beeldhouw)kunst leren. Zonder deze kennis is het niet
mogelijk te bepalen wat goed en wat verkeerd is, wat
voor behandeling san de echtgenoot en anderen
gegeven moet worden, hoe kinderen te baren, te
verzorgen en groot te brengen, boe de buishouding te
voeren, boe bet eten hygienisch kIaar te maken, boe
ziekten te bestrijden en bet geluk van bet gezin te
verzekeren.
De studie van de (beeldhouw) kunst is nodig voor
bet inrichten van bet huis en bet vervaardigen van
kledingstukken en sieraden. Rekenen is nodig voor bet
bijbouden van de haeken van bet gezin. Zonder de
studie van de Veda’s en andere geschriften is het onmogelijk
de spirituele plicbten (dharma) te begrijpen,
God te dienen en slecbte daden te vennjden.
Daarom moeten wij zeer dankbaar zijn tegenover
de ouders die bun kinderen in staat stellen bet celibaat
mee te maken, goed onderwijs te genieten en zicb
correct te gedragen tegenover bun moeder en bun vader,
hun ecbtgenoot, bun schoonmoeder en scboonvader, de
koning (bet staatshoofd), de buren, vrienden, kinderen
en anderen. De schat van gescboold zijn is
onuitputtelijk. Het venneerdert zich door bet uitdragen
ervan. Andere schatten verminderen door gebruik en
aandeelhouders eisen soms bun deel op. Een goede
opleiding kan nocb gestolen nocb verdeeld worden. De
plicbt om over deze schat te waken rust bij de koning
(bet staatsboofd) en bij de gewone burgers.
knyana sampardaan ch kumarana ch raksnam. II
Manusmriti
Het is de staat die ervoor moet zorgen dat zowel
meisjes als jongens bet celibaat beoefenen en onderwijs
genieten, vanaf een bepaalde leeftijd tot een bepaalde
leeftijd Weerspannige ouders moeten gestraft worden.
De wet moet erin voorzien dat niemand toegestaan
wordt zijn zoon of docbter thuis te bouden na de leeftijd
van acht jaar.
Zij moelen naar school gezonden worden en
mogen niet in het huwelijk treden voor de beeindiging
van hun opleiding en de Samavarttana sanskara l13.
sarvashamav danana brahmandan vishisyate ll
varyetragomhivasastilaka avansarpisham II
De Iiefdadigheid de Veda’s te onderwijzen is de
beste gift (dana), dat wil zeggen beter dan het geven van
water, voedsel, koeien, land, kleren, oliezaden, goud,
boter enzovoort. Daarom moet men er alle inspanningen
en geld voor over hebben om onderwijs te genieten. In
de streck waar al het mogelijke wordt gedaan om het
celibaat, het onderwijs en de plichlen volgens de Veda’s
te bevorderen, claar is groot heil te verwachten.
Tot zover het hoofdstuk over het celibaat In het
vierde hoofdstuk zuIIen wij handelen over de terugkeer
naar huis na de opleiding (Samavarttana) en over het
gezinsleven (grihastha-asrama).
Dit is het einde van het derde hoofdstuk
in het hoek Satyarthaprakasa  van de heer
Dayananda Saraswati
in mooie taal geschreven over
‘Het Onderwijs’.